Progressief Amerika schiet zichzelf in de voet met identiteitspolitiek
Volgens hoogleraar Mark Lilla is links in de VS volledig de weg kwijt
De New Yorkse hoogleraar Mark Lilla betoogt in zijn nieuwe boek, waarvan
in The Wall Street Journal (WSJ) een voorpublicatie verscheen, dat links in de VS de weg volledig kwijt is. Bijgaand enkele citaten uit zijn essay in WSJ en een korte reactie op het boek uit een recensie in The New York Times.
Donald Trumps overwinning vorig jaar heeft mijn mede-progressieven ('liberals') nieuwe energie gegeven om de straat op te gaan. Er wordt opgewonden gesproken over het terugwinnen van het Witte Huis in 2020. Maar we lopen gevaarlijk vooruit op de zaken. We moeten toegeven dat links in Amerika in een diepe crisis zit. Een crisis van de verbeelding en ambitie onzerzijds, en van gehechtheid en vertrouwen aan de kant van het publiek. De vraag is: waarom?
Ronald Reagan heeft Roosevelts 'New Deal'-visie van Amerika die ons richtsnoer was - solidariteit, kansen, burgerplicht - verbrijzeld. Reagan bood een meer individualistisch Amerika, van zelfredzaamheid en een kleine overheid. Als antwoord hierop moesten we een nieuwe visie op Amerika formuleren, die mensen van alle achtergronden en regio's samenbrengt als burgers. In plaats daarvan eindigden we in de splijtende nulsomwereld van identiteitspolitiek, waarbij we het gevoel verloren van wat ons bindt als natie.
Het verhaal hoe een ooit succesvolle linkse solidariteitspolitiek een mislukte politiek van 'verschil' werd, is niet simpel. De verklaring begint wellicht met de feministische leus uit de jaren zestig 'het persoonlijke is politiek', die goed de stemming van Nieuw Links destijds samenvat. Progressieve mensen bleven strijden voor sociale rechtvaardigheid, maar wilden steeds meer dat politieke betrokkenheid een spiegel was van hoe ze zichzelf zagen als individu.
Dat was een linkse vernieuwing, want de New Deal-progressieven hadden, net als de socialisten, geen oog voor individuele herkenning. Maar waar de vroege bewegingen voor gelijke rechten en de rechten van Afro-Amerikanen nog een beroep deden op gedeelde menselijkheid en burgerschap, maakten vooral identiteitskwesties daar in de jaren zeventig een eind aan. Zwarten klaagden dat witte leiders van de beweging racistisch waren, feministen klaagden dat ze seksistisch waren en lesbiennes klaagden dat heteroseksuele feministen homofoob waren. De belangrijkste vijanden waren niet langer kapitalisme en het militair-industrieel complex, maar andere mensen in de beweging die, zoals we vandaag zouden zeggen, onvoldoende 'wakker' ('woke') waren.
Activisten begonnen partijpolitiek in te ruilen voor 'single issue'-protestbewegingen - waarin splijtende krachten dominant zijn. Zo is het klassieke Democratische ideaal om mensen van verschillende achtergronden samen te brengen vervangen door een pseudopolitiek van zelfrespect en steeds nauwere en exclusieve zelfdefinitie. En deze houding wordt levend gehouden en gecultiveerd aan de universiteiten, waar progressieve elites gevormd worden.
Uit de jaren zestig trok Nieuw Links twee lessen: dat de politiek van single isssue-bewegingen de enige manier was om echt iets te veranderen, en dat politieke activiteit een authentieke betekenis voor het zelf moet hebben - waardoor compromissen al snel lijken op zelfverraad. Deze lessen hebben weinig van doen met de huidige crisis van links - dat keer op keer verslagen wordt door de Republikeinen. Maar ze resoneren wel bij jongeren in onze individualistische maatschappij die ze leert dat individuele rechten en zelfdefinitie heilig zijn. Voor hen is politiek persoonlijk en hebben klassieke progressieve ideeën als burgerschap en solidariteit weinig betekenis.
De opkomst van links identiteitsbewustzijn markeert de aftocht van een links politiek bewustzijn. Er kan geen linkse politiek zijn zonder wij-gevoel. We moeten opnieuw leren hoe we onze oproep tot solidariteit - ook als die gericht is op specifieke groepen - verpakken in beginselen die iedereen kan bevestigen.
Black Lives Matter is een klassiek voorbeeld van hoe je zulke solidariteit niet moet organiseren. De beweging fungeerde als noodklok voor elke Amerikaan met een geweten. Maar haar besluit om politiemishandeling als bouwsteen te gebruiken voor een algemene aanklacht tegen de Amerikaanse maatschappij en een bekentenis van witte schuld en publieke spijtbetuiging te eisen, speelde slechts Republikeins rechts in de kaart.
Identiteitspolitiek heeft slechts de versterkte greep van Amerikaans rechts op onze instellingen bewerkstelligd. En het gaat maar door. Nu is het tijd voor progressieven om rechtsomkeert te maken en terug te keren naar de kernbeginselen van solidariteit en gelijke bescherming voor iedereen. Ons land heeft het harder nodig dan ooit tevoren.