- Lid geworden
- 8 okt 2010
- Berichten
- 33.532
- Waardering
- 22.270
- Lengte
- 1m96
- Massa
- 102kg
- Vetpercentage
- 11%
Kleine verschillen in het DNA kunnen een enorme impact hebben op fysiologie en pathofysiologie. Daarbij komt nog dat de epigenetische-laag daaroverheen misschien nog het meeste verschilt. Bovendien is nu net dat verschillende 'uiterlijk' ook van groot belang, anatomie is ook onlosmakend verbonden aan de werking van middelen. Voorts zijn er nog veel andere gebreken met diermodellen. Neem als voorbeeld de vele medicijnen die getest worden om ouderdomskwalen tegen te gaan zoals kanker of cardiovasculaire aandoeningen. Geen enkel onderzoeksteam gaat een boerderij aan dieren fokken en jarenlang wachten tot het een keer 'raak' is. De dieren worden genetisch gemodificeerd waardoor zij vele malen sneller de kwaal ontwikkelen. Of ze krijgen iets toegediend waardoor ze het veel sneller ontwikkelen. Het is dan een groot vraagteken of deze kwaal nog grote overeenkomsten vertoont met wat er in mensen precies gebeurd met de jaren, toch moet daar dan maar vanuit worden gegaan bij het onderzoek. Of denk bijv. aan het klassieke voorbeeld van de Alzheimer-diermodellen. De diermodellen die hiervoor 'gemaakt' zijn ontwikkelen razendsnel de amyloiden in de hersenen. Vervolgens worden medicijnen getest die dit tegengaan. Maar zijn die amyloiden uberhaupt causaal? Er wordt bij dit soort modellen een surrogaatmarker (amyloidvorming) die in verband wordt gebracht met de ziekte praktisch gelijk gesteld aan de ziekte ansich. Het is niet zomaar dat talloze medicijnen die werkzaam waren bij dieren niet werkzaam bleken bij mensen. Dit is te zien op alle fronten, diermodellen laten zich nu eenmaal bijzonder moeilijk vertalen naar de mens. Waar diermodellen tot op heden vooral handig voor zijn is een idee te geven welke genen betrokken zijn bij welke fenotypische kenmerken (denk bijv. aan de db/db-muizen). Het geeft je een idee in welke richting je moet kijken als onderzoeker (formuleren van hypotheses). Dieronderzoeken zijn simpelweg niet zo relevant voor een klinische vertaling, daar zitten nog enorm veel stappen tussen.Dat er te veel waarde wordt gehecht aan onderzoeken vind ik ook, maar onderzoek op knaagdieren is meestal net zo relevant als onderzoek op mensen.
We zien er misschien helemaal anders uit dan pakweg een muis, maar ons uiterlijk vertegenwoordigt een heel klein % van ons DNA. Zelfs uiterlijke kenmerken als gevolg van een aandoening zullen bij muis en mens hetzelfde zijn.
Dat ons DNA zoveel op elkaar lijkt betekent dat we voor bijna allemaal dezelfde eiwitten en modificaties zullen coderen, wat als gevolg heeft dat dezelfde chemische reacties zullen doorgaan met dezelfde substraten en dezelfde reactieproducten om eenzelfde resultaat te bekomen.
In vivo verschillen we veel van dieren, net als dieren van elkaar, maar voor wetenschappelijk onderzoek is dat van nihil belang. Daarom is onderzoek op knaagdieren zo handig. Ze kweken als kakkerlakken en lijken daarbij nog verdomd veel op ons ook.
Als je zelf iets van je doen of laten baseert op een dierstudie ben je gewoon niet zo snugger bezig. Voor de consument zijn ze simpelweg niet relevant.
Zou ik toch wat farmacologische studies gaan lezen. Hoewel er vaak overlap is in de producten van het metabolisme zie je ook vrijwel altijd een waaier aan andere metabolieten die worden geproduceerd, al dan niet biologisch actief en/of in een verschillende mate. Dat kan een enorme impact hebben op de werking van een middel.Dat ons DNA zoveel op elkaar lijkt betekent dat we voor bijna allemaal dezelfde eiwitten en modificaties zullen coderen, wat als gevolg heeft dat dezelfde chemische reacties zullen doorgaan met dezelfde substraten en dezelfde reactieproducten om eenzelfde resultaat te bekomen.
Laatst bewerkt: