MuscleMeat

Creatine (1 bezoeker)

Bezoekers in dit topic

robpol

Cool Novice
Elite Member
15 jaar lid
Lid geworden
24 dec 2004
Berichten
189
Waardering
0
Kwam een leuke site tegen....http://www.wvc.vlaanderen.be/gezondsporten/voeding/ergogene/creatine.htm

Effecten van creatinegebruik : een update

Creatine blijft voor beroering zorgen, niet alleen in de sportwereld. Recent onderzoek heeft een aantal belangrijke ontdekkingen aan het licht gebracht, o.a. dat aan creatine analoge stoffen krachtige kankerbestrijders blijken. Eén ervan, het cyclocreatine, zou ook zijn nut bewijzen bij transplantaties. Verder is gebleken dat creatine een gunstige invloed heeft op neuromusculaire pathologieën. Dat laatste heeft de auteurs van deze bijdrage er toe aangezet om in samenwerking met een referentiecentrum voor neuromusculaire ziekten (St.-Luc kliniek), een studie op te zetten waarbij het effect van creatine onderzocht werd bij een groep patiënten met spierdystrofie van Duchenne (een erfelijke spierziekte waar momenteel geen behandeling voor bestaat). Het Franse agenschap voor de voedselveiligheid (AFSSA) is minder gunstig voor creatine en omschreef de stof als potentieel kankerverwekkend. Voor BodyTalk redenen genoeg om aan experten te vragen hoe de vork nu werkelijk aan de steel zit.

Sinds de ontdekking van fosforylcreatine (PCr) in 1927 en de daarmee samenhangende katalysereactie door middel van creatine kinase in 1934 (PCr + ADP . creatine kinase . ATP + Cr), zijn tal van onderzoeken verricht naar de weerslag van deze reactie op het energiemetabolisme van de cellen.
Het metabolisme van creatine op zich heeft daarentegen, veel minder aandacht gekregen..
Ter herinnering : creatine werd begin de 19de eeuw ontdekt door een Frans wetenschapper, Michel Eugène Chevreul. Het metabolisme werd grotendeels beschreven in de eerste helft van de 20ste eeuw. Creatine wordt gedeeltelijk door het lichaam zelf aangemaakt (endogeen). Dat gebeurt voornamelijk in de lever en de nieren, met drie aminozuren als bouwstoffen: arginine, glycine en methionine. Voor het overige wordt creatine door de voeding aangebracht (exogeen) à rato van ongeveer 1 gram per dag voor een ‘alleseter’.
Creatine wordt voornamelijk opgeslagen in de skeletspieren, voor één derde in vrije vorm (Cr) en de rest gebonden (PCr).

Wondermiddel?
In de sportwereld heeft men de buitengewone prestaties van bepaalde atleten zoals Linford Christie, toegeschreven aan de inname van creatine. De door de industrie verzamelde verklaringen van atleten, werden breed uitgesmeerd in de media waardoor de consumptie van creatine bij het grote publiek de facto bijna noodzakelijk werd voor het leveren van topsportprestaties. Het is dan ook niet verwonderlijk dat creatine tegenwoordig veel gebruikt wordt zowel door beroepssporters als door liefhebbers en recreatiesporters. Het American College of Sportsmedicine schatte de creatineconsumptie wereldwijd op niet minder dan 2.500 ton (per jaar). Dit getuigt van de enorme verwachtingen die sportlui hebben van de eventuele weldoende werkingen van het aminozuur, maar het vestigt ook de aandacht op één van de gewoonten van onze samenleving : we grijpen systematisch naar vervangproducten om jonger, fitter, mooier en sterker te zijn of te lijken!
Jammer genoeg nemen sommige gebruikers onder het motto ‘een beetje is goed, maar meer is beter’, ware overdosissen die nefast kunnen zijn voor hun gezondheid.

Optimale dosis
Tijdens één van de experimenten met creatinegebruikers, ontdekten de auteurs dat de consumptie soms opliep tot 80 gram per dag! Buiten het financiële aspect, stelt zich de vraag of zulke megadosissen nuttig dan wel gevaarlijk zijn. Zeker is dat de inname van zulke hoeveelheden absoluut overbodig is!
Creatine circuleert immers in vrije vorm in het plasma, met een concentratie van ongeveer 30 micromol (µM) De concentratie van creatine in de spiercel is ongeveer 500 maal (!) hoger. Creatine moet door het plasmamembraan van de spiercel dringen tegen de concentratiegradiënt in. De stof heeft daarom een actief vervoermiddel nodig, namelijk een transporteiwit. Delen van dit ‘transport’eiwit en de genetische code ervan zijn vandaag gekend. Het gaat om een zogenaamde natriumafhankelijke drager. Dat is een drager die gebruik maakt van het verschil in natriumconcentratie tussen de extra- en intracellulaire milieus om het creatine in de cel te brengen.
Deze dragers zijn echter verzadigbaar. Het transport kan wel toenemen wanneer de creatineconcentratie in het interstitieel vocht (extracellulair) stijgt, maar enkel binnen bepaalde limieten. Boven een bepaalde concentratie neemt het creatinetransport naar de cel niet meer toe. Daarom is het zinloos om industriële hoeveelheden creatine te gebruiken. Het niet in de spiercel opgenomen creatine wordt in de uren na de inname uitgescheiden via de urine. Omdat de nieren zorgen voor de filtering maakten wetenschappers zich zorgen om de schadelijkheid ervan voor de nierfunctie. Een bezorgdheid die echter bij ‘normaal’ creatinegebruik onterecht bleek.
Hoeveel bedraagt dan een optimale dosis? Het antwoord op deze vraag is goed bestudeerd. Uit het tot op heden gevoerde onderzoek resulteren twee toepasbare methodes:

een dagelijkse inname van 3 tot 5 gram creatine doet de creatineconcentratie in de spieren geleidelijk stijgen over een periode van tien tot veertien dagen. Men blijft deze dosis continu nemen;

een inname van ongeveer 20 gram verdeeld over 3 doses (‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds) gedurende 5 tot 7 dagen. Hierdoor bekomt men een snelle stijging van de concentratie in de spieren en daarna wordt de toediening voortgezet met een dagelijkse dosis van 3 tot 5 gram.

Een overschrijding van deze doses verhoogt op geen enkele wijze de opslag van creatine door de spier en is dus totaal overbodig.

Creatine samen met glucose?
Vaak wordt beweerd dat de opslag van creatine door de spiercellen wordt bevorderd als men tegelijkertijd een bepaalde hoeveelheid glucose inneemt. Klopt dit?
Het is juist dat de het mechanisme waarmee creatine in de spiercel opgeslagen wordt gevoelig is voor insuline, vandaar de idee om glucose te combineren met de creatine- inname. Extra inname van glucose doet immers de insulinespiegel toenemen. Experimenten hebben aangetoond dat de opslag van creatine wordt bevorderd, maar enkel wanneer meer zeer grote hoeveelheden glucose inneemt, namelijk 400 gram per dag. Vanuit experimenteel oogpunt was dit experiment interessant om het verschijnsel te kunnen beschrijven, maar de regelmatige consumptie van zulke hoeveelheden glucose kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Zulke praktijk wordt dus absoluut afgeraden.
Om de hypothese te bevestigen in gecontroleerde omstandigheden, vroegen ondergetekenden aan proefpersonen om creatine gecombineerd met 25 gram glucose in te nemen. Ten opzichte van een zuivere creatine-inname, werd geen verschil opgemerkt wat de opname in het lichaam betreft. Andere onderzoekers hebben deze resultaten met gelijkaardige doses bevestigd.

Besluit: het heeft geen enkel nut om creatine te combineren met glucose, in de hoop zo de opslag in de spieren te verhogen.

Voorzorgsmaatregelen?
Bij de proefpersonen die aan de experimenten (van de auteurs) hebben meegewerkt, zijn er nooit ongunstige invloeden van de inname van creatine vastgesteld, noch wat de werking van de nieren betreft, noch wat de leverfunctie aangaat.
Tijdens de experimenten werd aan de vrijwilligers gevraagd om creatine in de eerder vermelde doses in te nemen. Dat betekent dat de resultaten niet kunnen of mogen geëxtrapoleerd worden naar hogere doses. Toch toont het uitblijven van schadelijke gevolgen bij een honderdtal proefpersonen aan dat creatine in genoemde doses geen toxisch effect heeft op de lever- en nierfuncties. Een recente studie (februari 2001), gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift van ACSM, bevestigt deze gegevens en toont ook geen enkel toxisch effect aan bij de mannelijke en de vrouwelijke proefpersonen die reeds vier jaar creatine nemen. Het lijkt er dus op dat creatine geen ongewenste effecten op de gezondheid heeft. Of dat in de toekomst zo zal blijven, kan vandaag niet gezegd worden. In de wetenschappelijke literatuur wordt namelijk melding gemaakt van twee gevallen met schadelijke effecten van creatine: het eerste geval betreft een patiënt die eerder aan een ernstige nieraandoening (glomerulosclerose) leed en de tweede casus betrof een patiënt die gezond leek voordat hij met de inname van creatine begon. Voorzichtigheid blijft dus geboden!

Verwachte effecten?
Vandaag neemt men aan dat wanneer jonge volwassenen een twintigtal gram creatine innemen gedurende 5 tot 7 dagen, de creatineconcentratie in de spieren met ongeveer 10-20% stijgt. Nochtans bestaan er grote inter-individuele verschillen. Sommige personen blijken geen enkele verhoging te vertonen en worden omschreven als mensen die niet reageren op de inname (de zgn. non-responders). Omgekeerd, worden bij anderen stijgingen tot 30% vastgesteld.
Bij nazicht van de bestaande literatuur vindt men bijna evenveel studies die besluiten dat creatine een prestatiebevorderend (ergogeen) effect heeft, als studies met als conclusie dat creatine geen enkel effect heeft. Wat moet men er dan van denken?

De studies die werden uitgevoerd in uiterst gestandaardiseerde labo-omstandigheden zijn de enige studies die een positief effect aantonen, terwijl de minder goed gecontroleerde onderzoeken geen conclusies over een invloed van de inname van creatine toelaten.
Is het mogelijk dat het effect verdwijnt door van het labo naar de de sportzaal over te schakelen? Natuurlijk niet, deze discrepantie wijst er heel eenvoudig op dat het moeilijk is om effecten van creatine aan te tonen op het sportterrein. Tal van externe factoren verstoren daar immers het verzamelen van gegevens.

Creatine heeft geen enkel effect op de uithouding, omdat de normale hoeveelheid fosfocreatine (PCr) bij gezonde personen voldoende is voor de aanvoer van ATP (het adenosine trifosfaat), de brandstof van de cellen. Zelfs tijdens uithoudingsgerichte oefeningen speelt PCr een belangrijke rol voor het vervoer van energierijke fosfaten vanuit de plaats waar ze geproduceerd zijn (mitochondriën) naar de plaats waar ze gebruikt worden (myofibrillen) binnenin de cel. Het normale PCr gehalte in de spier is meer dan voldoende om deze rol te vervullen.

Bij inspanningen aan een veel hogere intensiteit, bijvoorbeeld tijdens een sprint, hangt het effect van de inname af van de relatieve bijdrage van PCr aan de vernieuwing van ATP. Bij een éénmalige maximale proef van 30 sec levert PCr ongeveer 25% van het ATP, en kan extra inname van creatine leiden tot een verbetering van 2,5-5% van de prestaties. Dat is bijzonder weinig! Men kan er echter veel meer uithalen wanneer PCr nog meer bijdraagt tot de aanvoer van ATP. Vooral bij herhaalde sprints wordt de stimulatie van de glycogenolytische en glycolytische wegen almaar moeilijker. PCr kan dan tot 50% van de ATP bevoorrading leveren. Bij dit soort inspanningen stelt men een verbetering vast van de spierprestatie door exogeen creatine tot 10%.

Ondanks de potentiële winst die de inname van creatine voor dergelijke inspanningen kan bieden, moet genoteerd worden dat de stijging van het musculair PCr geen enkel van de spieraanpassingen kan imiteren die ontstaan door training. Noch de lange afstandstraining, noch de intensieve krachttraining, noch de sprinttraining gaan gepaard met relevante wijzigingen van musculair PCr in rust. De inname van creatine werkt in op een andere manier dan deze van de training. Ze kan dus noch de noodzaak, noch de waarde van training vervangen. Ze kan wel de training aanvullen in specifieke omstandigheden.

Moet men sprinters aanraden creatine in te nemen in de periode die voorafgaat aan een belangrijke competitie?
Het is sinds enkele jaren geweten dat een koolhydraatrijk dieet bijdraagt tot betere langeafstandsprestaties. In de dagen die aan de competitie voorafgaan, kiezen heel wat duuratleten die goed worden begeleid en die hun winstkansen zo groot mogelijk willen maken, er voor om hun dieet aan die aanbevelingen aan te passen. Waarom zouden sprinters dan hun creatinetoevoer via de voeding niet opdrijven tijdens de enkele dagen die aan de prestatie voorafgaan? In goed gecontroleerde omstandigheden blijkt deze praktijk doeltreffend (zonder dat men mirakels mag verwachten) en zijn er geen ongewenste effecten.

Voorzichtigheid troef
Het is raadzaam om vooraleer men met inname van creatine begint, een (sport)arts te raadplegen die elke mogelijk bestaande nier- of leveraandoening kan uitsluiten. Verder strekt het tot aanbeveling de lever- en nierfunctie bij langdurige inname om de 3 maanden te laten controleren.


Effecten op samenstelling van het lichaam
De toename van de creatineconcentratie in de spiercel na een innameperiode gaat gepaard met een toename van het lichaamsgewicht, meer bepaald van de vetvrije massa. Deze stijgt met 0,5 tot 3%. Deze toename ontstaat in de dagen nadat men gestart is met de inname en stabiliseert na enkele weken. De inname van exogeen creatine kan een toename van de lichaamsmassa van meer dan 2 of 3 kg niet verklaren. In zulke gevallen spelen waarschijnlijk andere bijkomende factoren een rol, zoals musculaire hypertrofie na intensieve krachttraining of het gebruik van andere producten!
Twee hypothesen verklaren de toename van de vetvrije massa :
• hetzij een toename van de hoeveelheid water in de cel;
• hetzij een toename van de droge massa.

De eerste hypothese lijkt weinig waarschijnlijk op middellange termijn, omdat de cel over tal van mechanismen beschikt om haar volume te regelen. Het effect zou dus na enkele dagen moeten verdwijnen, wat niet het geval is! Anderzijds stelde men tijdens één van de experimenten op gezonde proefpersonen die enkele weken creatine kregen géén toename van het lichaamsvocht vast. Bedoelt men dan met de ‘droge massa’ de eiwitmassa of meer nog, de massa van contractiele eiwitten? Momenteel is dit helemaal niet gekend. Er zijn nog experimenten gaande die hierover uitsluitsel moeten geven. In de afdeling Intensieve zorgen van het Erasmus Ziekenhuis loopt op dit ogenblik (in samenwerking met Dr. Berré) een studie waarbij aminozuren met stabiele isotopen (niet-radioactieve) gemerkt werden. Ze worden aan vrijwilligers toegediend die al dan niet creatine nemen. Vervolgens wordt de snelheid waarmee deze aminozuren in de eiwittengroep worden opgenomen gemeten. Dankzij deze bijzonder verfijnde techniek zal men bij de mens de invloed van de inname van exogeen creatine kunnen meten op de snelheid van de eiwitsynthese. Voor de sporter lijkt het dus nog voorbarig om creatine op lange termijn in te nemen in de hoop dat de spiermassa zal toenemen. En dit om de eenvoudige reden dat we (nog) niet weten of er werkelijk een effect is op de synthese van de musculaire contractiele eiwitten. Bovendien heeft men aangetoond dat een langdurige inname de expressie van het creatinetransporteiwit belemmert, zodat creatine minder goed doorheen de celmembraan kan bewegen. Een chronische inname van exogeen creatine kan dus tot een omgekeerd effect leiden.

Besluit
De consumptie van exogeen creatine in de eerder vermelde verhoudingen heeft geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid van aanvankelijk gezonde mensen. Maar, omdat men nooit weet dat een ogenschijnlijk gezond persoon geen onderliggende en op dat ogenblik nog onbekende aandoening heeft, is het raadzaam en voorzichtig om de lever- en nierfunctie te laten controleren vooraleer men creatine regelmatig begint te gebruiken.

Kankerverwekkend ?
Een recent rapport, uitgegeven door het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA), omschrijft creatine als een potentieel kankerverwekkend agens (zie ook BT 218). Dit document stond amper op de Internet site (http://www.afssa.fr) of het werd al massaal gedownload door de media en uitvoerig bericht Dit tot grote scha en schande van de wetenschappelijke wereld die de berichtgeving op zijn minst tendentieus en overdreven vond. Maar hoe zit de vork nu precies in de steel?
De auteurs van het verslag baseren zich eerst en vooral op een artikel van Yu en Deng (2000) dat in Medical Hypotheses werd gepubliceerd. Daarin staat te lezen dat creatine kan worden omgezet in metylamine. Metylamine kan op zijn beurt omgezet worden in formaldehyde dat behoort tot de toxische aldehyden gekend om hun gentoxiciteit en in het bijzonder hun kankerverwekkend effect op het spijsverteringskanaal.
Het verslag van het AFSSA vergeet helaas te vermelden dat de auteurs in hetzelfde artikel geen stijging konden aantonen van de methylamineconcentratie in het plasma van de onderzochte ratten die gevoed werden met hoge creatineconcentraties. Een tweede argument aangevoerd in het verslag van het AFSSA is gebaseerd op de anti-tumorale effecten van cyclocreatine, dat in vitro uitgebreid bestudeerd en beschreven werden. Het feit dat een creatineanaloog blijkbaar anti-tumorale effecten heeft, betekent nog lang niet dat creatine kankerverwekkend is. Deze redenering vinden wij te eenvoudig en zelfs simplistisch!
Het laatst aangevoerde argument is gebaseerd op de vorming van heterocyclische amines uit creatine en creatinine. Zodra deze geactiveerd zijn door een reeks enzymen, hebben deze stoffen inderdaad erkende mutagene eigenschappen.
Helaas verzuimt men te preciseren dat deze heterocyclische amines enkel gevormd worden bij temperaturen van om en bij de 200°C, met name wanneer vlees verkoold is! Men moet dus ten stelligste aanbevelen aan sporters om hun creatine niet te bakken voordat ze het innemen…
Kortom, momenteel bestaat er geen enkel wetenschappelijk bewijs over een mogelijk kankerverwekkend effect van exogeen creatine.

.
 
Moved naar sups.
 
Back
Naar boven