De Waarheid Over Eiwit -- door burn
Iedereen die maar een beetje bekend is met bodybuilding weet dat de eiwitinname bij deze sport een grote rol speelt. Eiwitten zijn nodig bij de opbouw en onderhoud van spiermassa. Het opbouwen van spiermassa is in feite een niet essentiële lichaamsfunctie en bij een tekort aan eiwitten zal het lichaam dan ook geen eiwit aan de opbouw van spiermassa besteden. De aminozuren afkomstig van het eiwit worden op dat moment gebruikt voor essentiële functies zoals het onderhoud van verschillende organen.
Allereerst even een korte uitleg over wat eiwit nu precies is. Eiwit onderscheidt zich voornamelijk van koolhydraten en vet, doordat het nitrogeen(stikstof) bezit. Je hebt vast wel eens gehoord van een positieve stikstofbalans. In feite geeft dit aan dat er meer eiwit wordt opgeslagen dan er verloren gaat, maar later wordt hier nog op teruggekomen.
Het eiwit dat je eet bestaat altijd uit verschillende aminozuren. In totaal zijn er 20 aminozuren die in het voedsel voorkomen en deze aminozuren bestaan weer uit zogenaamde essentiële en niet essentiële aminozuren(1). De essentiële aminozuren worden ook wel BCAA genoemd en kunnen niet door het lichaam worden aangemaakt. Het lichaam kan wel de essentiële aminozuren omzetten in niet essentiële aminozuren. Vandaar dat het ook weinig voordeel heeft om grotendeels essentiële aminozuren in de vorm van aminozuurcapsules te eten. Het lichaam heeft immers ook de andere aminozuren nodig en de essentiële aminozuren kunnen worden omgezet naar de aminozuren waarvan weinig wordt binnengekregen. Het is nu verleidelijk om diep op de verschillende aminozuren in te gaan, maar uiteindelijk wordt het doel hierdoor al snel verloren. Alle dierlijke eiwitbronnen verschillen qua aminozuur compositie namelijk niet zoveel van elkaar en daardoor maakt de productkeuze weinig verschil. Uiteindelijk is het van belang om genoeg (dierlijk) eiwit binnen te krijgen. Wat nu precies genoeg is komt later nog aan bod.
De opname van eiwit
Het is ook van belang om te begrijpen hoe eiwit door het lichaam wordt opgenomen. Eiwitten worden vanuit de maag naar de dunne darm vervoerd, waarna zij worden opgenomen in de dunne darm. Voordat ik verder ga eerst een korte algemene uitleg over de werking van het maag en darmkanaal.
Al het voedsel wordt in de dunne darm opgenomen. Voorafgaand aan dat proces moet het voedsel eerst door de maag. In de maag vindt een belangrijk deel van de vertering plaats. Wat veel mensen niet weten is dat de maag niet zorgt voor het grootste deel van deze vertering (de alvleesklier geeft de meeste verteringsenzymen af en deze bereiken het voedsel net nadat het de maag heeft gepasseerd). Zodra de receptoren in de dunne darm voedsel waarnemen wordt het overige voedsel dat zich nog in de maag bevindt 'afgeremd'. Dit alles betekent dat een grotere maaltijd meer tijd nodig heeft om te verteren. Logisch, zullen velen denken. Toch is dit van belang om te onthouden, omdat het ook invloed heeft op de opname van eiwit. Vanuit de dunne darm worden de koolhydraten en eiwitten grotendeels naar de lever vervoerd. Vetten daarentegen bereiken het bloed voornamelijk via de lymfevaten.
Nu weer even terug naar de eiwitopname in de dunne darm. De opname van eiwit, welke plaatsvindt in de dunne darm, is zeer efficiënt. Dierlijk eiwit wordt zelfs ten alle tijden voor meer dan 90% opgenomen(2). De hoeveelheid eiwit maakt daarbij geen verschil. Ok, misschien is dit wat overdreven. Er is een onderzoek dat aangeeft dat meer dat de dunne darm niet meer dan 700 gram aminozuren kan opnemen(3). De tip van de dag luidt dan ook: eet niet meer dan 700 gram eiwit in één maaltijd.
Dit is gelijk een goed moment om één van de grootste fabels te ontmaskeren. Veelal wordt geadviseerd om niet meer dan een bepaalde hoeveelheid, in de meeste gevallen 30 gram, eiwit per keer te eten. Meer zou het lichaam niet kunnen opnemen. Zoals net vermeld neemt het lichaam ten allen tijde meer dan 90% van de gegeten eiwitten op(2). Tevens heb ik eerder al aangegeven dat grotere maaltijden langer in de maag blijven. Bij grotere eiwitmaaltijden duurt het langer voordat de totale hoeveelheid eiwit is opgenomen. Het is niet zo dat er in een korte tijd veel aminozuren de dunne darm bereiken en dat het lichaam deze hoeveelheid niet meer aankan. Het lichaam reguleert een grote eiwitinname door deze geleidelijk op te nemen.
Om het bovenstaande te verduidelijken het volgende voorbeeld:
Twee personen met precies dezelfde bouw en gewicht eten beide 60 gram eiwit. De ene persoon eet 60 gram eiwit in één maaltijd, terwijl de andere de maaltijden verdeelt in twee porties. Beide personen zullen uiteindelijk dezelfde hoeveelheid eiwit opnemen en ook het aantal aminozuren dat het bloed bereikt is gelijk. De grotere hoeveelheid eiwit blijft immers gewoon langer in de maag, waardoor de afgifte van de aminozuren ook langer duurt. Of de hoeveelheid eiwit nu in één of in twee maaltijden wordt verdeeld, maakt dan ook geen verschil. De aminozuren bereiken op hetzelfde moment de lever. Veel belangrijker is hoeveel eiwit er over de gehele dag wordt gegeten. Overigens is er uiteraard wel weer een uitzondering te vinden. In dit geval is whey eiwit een uitzondering. Door de hoge opnamesnelheid van whey bereiken de aminozuren ‘te snel’ de lever. In de meeste gevallen heeft het lichaam geen behoefte aan grote hoeveelheden aminozuren die het bloed bereiken en de lever reguleert dit door de aminozuren als energie te gebruiken.
De lever speelt dan ook een belangrijke rol bij de opname van eiwit en kan gezien worden als een soort van regelaar. Vanuit de lever komen de aminozuren in de vrije aminozuur pool waar zich gemiddeld constant ongeveer 100 gram aan aminozuren zijn ‘opgeslagen’. Deze pool blijft altijd ongeveer even groot, zodat het lichaam ten alle tijden snel kan beschikken over voldoende aminozuren. Vergeet hierbij niet dat aminozuren veel belangrijkere functies vervullen dan het vergroten van de spiermassa. Inderdaad, er zijn belangrijkere dingen dan het opbouwen van spiermassa.
Samenvattend kan de opname van eiwit als volgt worden weergegeven: Maag > Dunne darm > Lever > Bloed/ Vrije aminozuur pool > spieren. Zoals ik al aangaf blijft de aminozuur pool constant ongeveer even groot. Wanneer de vrije aminozuur pool te weinig aminozuren vanuit het dieet krijgt aangeleverd dan moeten de aminozuren wel vanuit de spieren geleverd worden. Het is dan ook van belang om voldoende eiwit te consumeren, zodat spierafbraak vermeden wordt. Later in dit artikel zal duidelijk worden dat er slechts een klein percentage van de gegeten eiwitten daadwerkelijk de spieren bereikt.
De lever
Bij het eten van eiwit blijft er altijd maar een gedeelte van de aminozuren over dat het bloed bereikt. De overige aminozuren worden voornamelijk door de lever omgezet naar andere substanties. Eerder is whey al als voorbeeld genomen. Doordat whey snel wordt opgenomen werd duidelijk dat de kans daardoor groot is dat er veel aminozuren verloren gaan. Dit geldt overigens niet voor situaties waarin er juist veel en snel aminozuren nodig zijn. Deze situatie doet zich voor op momenten dat het lichaam zich bevindt in een ‘katabole staat’. In deze katabole staat, bijvoorbeeld na de training, is whey een uitstekende keuze en is het lichaam in staat om veel aminozuren op te nemen.
Bij het verhogen van de eiwitinname blijven er procentueel gezien ten alle tijden minder aminozuren over. Met andere woorden, meer eiwit betekent ook dat het lichaam minder efficiënt met de aminozuren omgaat. In principe zegt dit nog niks, omdat bij een hoge eiwitinname ook meer aminozuren worden aangeleverd. Zolang een verhoging van de eiwitinname ervoor zorgt dat er uiteindelijk meer aminozuren overblijven dan is dit altijd positief. Er is echter een punt waarbij een verhoging van de eiwitinname er niet meer zorgt voor meer aminozuren die het bloed kunnen bereiken. Uit onderzoeken wordt veelal 2 gram eiwit per vet vrije massa gezien als de optimale hoeveelheid. Meer eiwit zou niet betekenen dat daadwerkelijk meer aminozuren het bloed en uiteindelijk de spieren bereiken. Met andere woorden: het zou geen zin hebben om meer dan 2 gram per VVM te eten.
Onder normale omstandigheden wordt meer dan 50% van de aminozuren in de lever al afgebroken en omgezet naar andere substanties. Deze aminozuren worden door de lever omgezet naar glucose, ketonen of vet(4). Ik gaf eerder aan dat eiwit zich onderscheidt van koolhydraten en vetten, doordat eiwit voor 16% uit nitrogeen bestaat. De lever kan deze nitrogeen component verwijderen en het gedeelte dat overblijft kan worden omgezet naar glucose, ketonen of vet.
Naar welke van bovengenoemde substanties de aminozuren omzetten is afhankelijk van het dieet. Het mag duidelijk zijn dat aminozuren niet snel omzetten naar vet en dat dit slechts gebeurt bij een overschot van calorieën. Zijn de glycogeen waardes laag dan is de kans groot dat bepaalde aminozuren omzetten naar glucose. Het dieet heeft daarom een grote invloed op de opname van eiwit.
Van de aminozuren die niet worden omgezet, blijven er weer een deel over voor de eiwitsynthese van de lever zelf, waardoor er slechts een klein percentage de ‘vrije aminozuur pool’ bereikt. Zoals al eerder vermeld, gaan de aminozuren vanuit de vrije aminozuur pool naar de verschillende organen en naar de spieren.
Kortom, van de gegeten eiwitten blijft er in totaal slechts een aantal gram per dag over dat daadwerkelijk de spieren bereiken. Die paar gram worden dan nog eens gebruikt voor zowel het onderhouden als de opbouw van spiermassa. Het mag dus duidelijk zijn dat de opbouw van spiermassa veel geduld vraagt en niet van de ene op de andere dag plaatsvindt. Je hoeft daarom dus niet bang te zijn dat je van de een op de andere dag wakker wordt als Mr. Coleman
Iedereen die maar een beetje bekend is met bodybuilding weet dat de eiwitinname bij deze sport een grote rol speelt. Eiwitten zijn nodig bij de opbouw en onderhoud van spiermassa. Het opbouwen van spiermassa is in feite een niet essentiële lichaamsfunctie en bij een tekort aan eiwitten zal het lichaam dan ook geen eiwit aan de opbouw van spiermassa besteden. De aminozuren afkomstig van het eiwit worden op dat moment gebruikt voor essentiële functies zoals het onderhoud van verschillende organen.
Allereerst even een korte uitleg over wat eiwit nu precies is. Eiwit onderscheidt zich voornamelijk van koolhydraten en vet, doordat het nitrogeen(stikstof) bezit. Je hebt vast wel eens gehoord van een positieve stikstofbalans. In feite geeft dit aan dat er meer eiwit wordt opgeslagen dan er verloren gaat, maar later wordt hier nog op teruggekomen.
Het eiwit dat je eet bestaat altijd uit verschillende aminozuren. In totaal zijn er 20 aminozuren die in het voedsel voorkomen en deze aminozuren bestaan weer uit zogenaamde essentiële en niet essentiële aminozuren(1). De essentiële aminozuren worden ook wel BCAA genoemd en kunnen niet door het lichaam worden aangemaakt. Het lichaam kan wel de essentiële aminozuren omzetten in niet essentiële aminozuren. Vandaar dat het ook weinig voordeel heeft om grotendeels essentiële aminozuren in de vorm van aminozuurcapsules te eten. Het lichaam heeft immers ook de andere aminozuren nodig en de essentiële aminozuren kunnen worden omgezet naar de aminozuren waarvan weinig wordt binnengekregen. Het is nu verleidelijk om diep op de verschillende aminozuren in te gaan, maar uiteindelijk wordt het doel hierdoor al snel verloren. Alle dierlijke eiwitbronnen verschillen qua aminozuur compositie namelijk niet zoveel van elkaar en daardoor maakt de productkeuze weinig verschil. Uiteindelijk is het van belang om genoeg (dierlijk) eiwit binnen te krijgen. Wat nu precies genoeg is komt later nog aan bod.
De opname van eiwit
Het is ook van belang om te begrijpen hoe eiwit door het lichaam wordt opgenomen. Eiwitten worden vanuit de maag naar de dunne darm vervoerd, waarna zij worden opgenomen in de dunne darm. Voordat ik verder ga eerst een korte algemene uitleg over de werking van het maag en darmkanaal.
Al het voedsel wordt in de dunne darm opgenomen. Voorafgaand aan dat proces moet het voedsel eerst door de maag. In de maag vindt een belangrijk deel van de vertering plaats. Wat veel mensen niet weten is dat de maag niet zorgt voor het grootste deel van deze vertering (de alvleesklier geeft de meeste verteringsenzymen af en deze bereiken het voedsel net nadat het de maag heeft gepasseerd). Zodra de receptoren in de dunne darm voedsel waarnemen wordt het overige voedsel dat zich nog in de maag bevindt 'afgeremd'. Dit alles betekent dat een grotere maaltijd meer tijd nodig heeft om te verteren. Logisch, zullen velen denken. Toch is dit van belang om te onthouden, omdat het ook invloed heeft op de opname van eiwit. Vanuit de dunne darm worden de koolhydraten en eiwitten grotendeels naar de lever vervoerd. Vetten daarentegen bereiken het bloed voornamelijk via de lymfevaten.
Nu weer even terug naar de eiwitopname in de dunne darm. De opname van eiwit, welke plaatsvindt in de dunne darm, is zeer efficiënt. Dierlijk eiwit wordt zelfs ten alle tijden voor meer dan 90% opgenomen(2). De hoeveelheid eiwit maakt daarbij geen verschil. Ok, misschien is dit wat overdreven. Er is een onderzoek dat aangeeft dat meer dat de dunne darm niet meer dan 700 gram aminozuren kan opnemen(3). De tip van de dag luidt dan ook: eet niet meer dan 700 gram eiwit in één maaltijd.
Dit is gelijk een goed moment om één van de grootste fabels te ontmaskeren. Veelal wordt geadviseerd om niet meer dan een bepaalde hoeveelheid, in de meeste gevallen 30 gram, eiwit per keer te eten. Meer zou het lichaam niet kunnen opnemen. Zoals net vermeld neemt het lichaam ten allen tijde meer dan 90% van de gegeten eiwitten op(2). Tevens heb ik eerder al aangegeven dat grotere maaltijden langer in de maag blijven. Bij grotere eiwitmaaltijden duurt het langer voordat de totale hoeveelheid eiwit is opgenomen. Het is niet zo dat er in een korte tijd veel aminozuren de dunne darm bereiken en dat het lichaam deze hoeveelheid niet meer aankan. Het lichaam reguleert een grote eiwitinname door deze geleidelijk op te nemen.
Om het bovenstaande te verduidelijken het volgende voorbeeld:
Twee personen met precies dezelfde bouw en gewicht eten beide 60 gram eiwit. De ene persoon eet 60 gram eiwit in één maaltijd, terwijl de andere de maaltijden verdeelt in twee porties. Beide personen zullen uiteindelijk dezelfde hoeveelheid eiwit opnemen en ook het aantal aminozuren dat het bloed bereikt is gelijk. De grotere hoeveelheid eiwit blijft immers gewoon langer in de maag, waardoor de afgifte van de aminozuren ook langer duurt. Of de hoeveelheid eiwit nu in één of in twee maaltijden wordt verdeeld, maakt dan ook geen verschil. De aminozuren bereiken op hetzelfde moment de lever. Veel belangrijker is hoeveel eiwit er over de gehele dag wordt gegeten. Overigens is er uiteraard wel weer een uitzondering te vinden. In dit geval is whey eiwit een uitzondering. Door de hoge opnamesnelheid van whey bereiken de aminozuren ‘te snel’ de lever. In de meeste gevallen heeft het lichaam geen behoefte aan grote hoeveelheden aminozuren die het bloed bereiken en de lever reguleert dit door de aminozuren als energie te gebruiken.
De lever speelt dan ook een belangrijke rol bij de opname van eiwit en kan gezien worden als een soort van regelaar. Vanuit de lever komen de aminozuren in de vrije aminozuur pool waar zich gemiddeld constant ongeveer 100 gram aan aminozuren zijn ‘opgeslagen’. Deze pool blijft altijd ongeveer even groot, zodat het lichaam ten alle tijden snel kan beschikken over voldoende aminozuren. Vergeet hierbij niet dat aminozuren veel belangrijkere functies vervullen dan het vergroten van de spiermassa. Inderdaad, er zijn belangrijkere dingen dan het opbouwen van spiermassa.
Samenvattend kan de opname van eiwit als volgt worden weergegeven: Maag > Dunne darm > Lever > Bloed/ Vrije aminozuur pool > spieren. Zoals ik al aangaf blijft de aminozuur pool constant ongeveer even groot. Wanneer de vrije aminozuur pool te weinig aminozuren vanuit het dieet krijgt aangeleverd dan moeten de aminozuren wel vanuit de spieren geleverd worden. Het is dan ook van belang om voldoende eiwit te consumeren, zodat spierafbraak vermeden wordt. Later in dit artikel zal duidelijk worden dat er slechts een klein percentage van de gegeten eiwitten daadwerkelijk de spieren bereikt.
De lever
Bij het eten van eiwit blijft er altijd maar een gedeelte van de aminozuren over dat het bloed bereikt. De overige aminozuren worden voornamelijk door de lever omgezet naar andere substanties. Eerder is whey al als voorbeeld genomen. Doordat whey snel wordt opgenomen werd duidelijk dat de kans daardoor groot is dat er veel aminozuren verloren gaan. Dit geldt overigens niet voor situaties waarin er juist veel en snel aminozuren nodig zijn. Deze situatie doet zich voor op momenten dat het lichaam zich bevindt in een ‘katabole staat’. In deze katabole staat, bijvoorbeeld na de training, is whey een uitstekende keuze en is het lichaam in staat om veel aminozuren op te nemen.
Bij het verhogen van de eiwitinname blijven er procentueel gezien ten alle tijden minder aminozuren over. Met andere woorden, meer eiwit betekent ook dat het lichaam minder efficiënt met de aminozuren omgaat. In principe zegt dit nog niks, omdat bij een hoge eiwitinname ook meer aminozuren worden aangeleverd. Zolang een verhoging van de eiwitinname ervoor zorgt dat er uiteindelijk meer aminozuren overblijven dan is dit altijd positief. Er is echter een punt waarbij een verhoging van de eiwitinname er niet meer zorgt voor meer aminozuren die het bloed kunnen bereiken. Uit onderzoeken wordt veelal 2 gram eiwit per vet vrije massa gezien als de optimale hoeveelheid. Meer eiwit zou niet betekenen dat daadwerkelijk meer aminozuren het bloed en uiteindelijk de spieren bereiken. Met andere woorden: het zou geen zin hebben om meer dan 2 gram per VVM te eten.
Onder normale omstandigheden wordt meer dan 50% van de aminozuren in de lever al afgebroken en omgezet naar andere substanties. Deze aminozuren worden door de lever omgezet naar glucose, ketonen of vet(4). Ik gaf eerder aan dat eiwit zich onderscheidt van koolhydraten en vetten, doordat eiwit voor 16% uit nitrogeen bestaat. De lever kan deze nitrogeen component verwijderen en het gedeelte dat overblijft kan worden omgezet naar glucose, ketonen of vet.
Naar welke van bovengenoemde substanties de aminozuren omzetten is afhankelijk van het dieet. Het mag duidelijk zijn dat aminozuren niet snel omzetten naar vet en dat dit slechts gebeurt bij een overschot van calorieën. Zijn de glycogeen waardes laag dan is de kans groot dat bepaalde aminozuren omzetten naar glucose. Het dieet heeft daarom een grote invloed op de opname van eiwit.
Van de aminozuren die niet worden omgezet, blijven er weer een deel over voor de eiwitsynthese van de lever zelf, waardoor er slechts een klein percentage de ‘vrije aminozuur pool’ bereikt. Zoals al eerder vermeld, gaan de aminozuren vanuit de vrije aminozuur pool naar de verschillende organen en naar de spieren.
Kortom, van de gegeten eiwitten blijft er in totaal slechts een aantal gram per dag over dat daadwerkelijk de spieren bereiken. Die paar gram worden dan nog eens gebruikt voor zowel het onderhouden als de opbouw van spiermassa. Het mag dus duidelijk zijn dat de opbouw van spiermassa veel geduld vraagt en niet van de ene op de andere dag plaatsvindt. Je hoeft daarom dus niet bang te zijn dat je van de een op de andere dag wakker wordt als Mr. Coleman