- Lid sinds
- 21 feb 2003
- Berichten
- 1.024
- Waardering
- 4
Is dextrose gezond?
(zo ja, vanaf welke dosering word het slecht voor je gezondheid)
Koolhydraten
Koolhydraten vervullen belangrijke taken in het leven. Als eerste dient het als energiebron en energieopslag. Als tweede dient het in de structuur van DNA en RNA. Als laatste zijn veel suikers gekoppeld aan eiwitten en vetten, en vervult het een rol in herkenningsprocessen. Koolhydraten worden ook wel sacchariden of suikers genoemd. De naam koolhydraat is afkomstig van de waarneming dat deze stoffen bij verhitten water (hudoor = water) verliezen en er koolstof overblijft.
Koolhydraten ontstaan in grote hoeveelheden in planten tijdens de fotosynthese (assimilatie). Hierbij ontstaat er een koolhydraat uit water en koolstofdioxide. Bij deze reactie wordt zonne-energie opgenomen en op chemische wijze vastgelegd. Koolhydraten zijn dus energie rijk. De energie kan weer vrijkomen bij het omgekeerde proces: verbranding (dissimilatie). Al het dierlijk leven maakt gebruik van de verbranding van koolhydraten om energie te verkrijgen.
Een belangrijk koolhydraat is glucose. Glucose wordt afgebroken in de stofwisseling (glycolyse, citroenzuurcyclus). Glucose is altijd aanwezig in het bloed met een gemiddelde massaconcentratie van 0,8 g/l. Koolhydraten worden op grond van molecuul grootte ingedeeld in drie groepen:
Monosacchariden: enkelvoudige suikers (o.a. Glucose, Fructose, Ribose en Galactose).
Disacchariden: moleculen opgebouwd uit twee monosacchariden (o.a. Saccharose, Maltose en Lactose).
Polysacchariden: bestaande uit meerdere monosacchariden (o.a. Cellulose, Zetmeel en Glycogeen).
Bijna alle koolhydraten worden echter afgebroken tot (of omgezet in) glucose. Nu moet je niet gelijk denken dat je dan beter producten met veel kleine koolydraten kunt nemen. In wezen leveren deze producten wel heel veel suikerbrandstof en zouden daarom niet per definitie slecht zijn. Echter het gebrek aan essentiële voedingsstoffen als vitamines, mineralen en vezels maakt deze producten onwenselijk.
Er is echter een veel belangrijkere reden om de natuurlijke lange keten koolhydraten te verkiezen boven de onnatuurlijke en dat is dat de kleine losse suikermoleculen een goede glucose-insuline balans verstoren.
Doordat de afbraak van de langere keten koolhydraten geleidelijk verloopt worden de losse suikereenheden (vnl. glucose) geleidelijk aan het bloed afgegeven. De geleidelijke stijging van glucose in het bloed zorgt ervoor dat het lichaam het glucosegehalte in het bloed goed kan reguleren via de afgifte van insuline. Als deze regulatie niet goed zou werken krijgt men een te hoge spiegel aan glucose in het bloed (hyperglycemie). Omgekeerd kan men bij het langdurig niet eten van suikers een te lage suikerspiegel krijgen (hypoglycemie). Bij diabetes is dit het geval.
Bij het eten van de losse kleine suikereenheden worden deze direct opgenomen in het bloed en stijgt de glucosespiegel in het bloed zeer snel. Het lichaam heeft eigelijk te weinig tijd om via insuline de bloed- glucosespiegel op een gezond niveau te houden (men krijgt een hyperglycemie). Kortom: het lichaam moet een topprestatie leveren om de zeer snelle stijging van het glucose in het bloed te neutraliseren. Gebeurt dit jaren achtereen en zeer frequent (zoals in onze samenleving) dan kan de insulineglucose regulatie uiteindelijke ontregeld raken en heeft men een hogere kans op de zogenaamde welvaartziekten (hart- en vaatziekten, diabetes, overgewicht, kanker, etc.).
Naar boven
Monosacchariden
Monosacchariden zijn de simpelste koolhydraten. De belangrijkste monosacchariden zijn: Glucose, fructose en galactose.
Glucose
Glucose wordt ook wel druivensuiker of dextrose genoemd. Glucose is de meest voorkomende koolhydraat en algemeen aanwezig in levende organisme. Het menselijke bloed bevat ongeveer 5 mmol/l. In geval van ziekte kan de glucosespiegel veranderd zijn. Glucose is ook een veel gemeten grootheid in een ziekenhuis laboratorium. Glucose wordt in de dunne darm opgenomen en wordt via de poortader naar de lever getransporteerd. De lever regelt het glucose gehalte in het bloed. Is er te veel glucose, dan wordt er glycogeen van gemaakt, en is er te weinig glucose in het bloed dan wordt dit glycogeen weer afgebroken tot glucose. Dit gebeurt allemaal in het glycogeen metabolisme. Glucose wordt gebruikt als brandstof, uit glucose wordt dus energie gehaald.
Fructose
Fructose, ook wel vruchtensuiker genoemd, wordt veel gevonden in fruit en maakt deel uit van honing. Fructose smaakt minder zoet dan glucose. Fructose wordt minder goed wordt opgenomen door de dunne darm.
Galactose
Galactose wordt beter opgenomen in door de dunne darm (resorbeert beter). Galactose ontstaat in de dunne darm uit lactose uit melk. Lactose is een disaccharide dat bestaat uit glucose en galactose. Dit lactose wordt afgebroken door lactase (uit de darmsapkliertjes).
Fructose en galactose kunnen beide omgezet worden in glucose door de lever.
Naar boven
Disacchariden
Wanneer twee monosacchariden gekoppeld worden ontstaat een disaccharide. Disacchariden komen veel voor in de natuur en vormen belangrijke componenten van voedingsmiddelen. Disacchariden zijn ook belangrijk in het vormen van polysacchariden en monosacchariden. De belangrijkste disacchariden zijn: Saccharose, Maltose en Lactose.
Saccharose
Saccharose wordt ook wel rietsuiker, bietsuiker of sucrose genoemd. Dit disaccharide is opgebouwd uit de monosaccharide glucose en fructose. Tijdens de vertering wordt saccharose afgebroken tot glucose en fructose. De bekende suiker uit het dagelijkse leven bestaat uit saccharose, evenals basterdsuiker, poedersuiker, kandij en suikerstroop.
Maltose
Maltose wordt ook wel moutsuiker genoemd. Dit disaccharide is opgebouwd uit twee monosacchariden glucose.
Lactose
Lactose wordt ook wel melksuiker genoemd en komt voor in melk. Lactose is opgebouwd uit de monosacchariden galactose en glucose.
Lactose wordt in de spijsvertering afgebroken tot galactose en glucose door het enzym lactase. De meeste kinderen kunnen lactose afbreken in hun spijsvertering. In tegenstelling tot kinderen is er een grote groep volwassenen in de wereld die geen lactase kunnen produceren. Deze mensen zijn dan intolerant voor melk. Na het drinken van melk, hoopt lactose zich op in de lumen van de darm omdat ze geen mechanisme hebben om dit disaccharide op te nemen. De symptomen bij lactose intolerantie zijn misselijkheid, kramp, pijn en diaree. Lactose intolerantie is een genetische afwijking die meestal in de pubertijd of bij volwassenen tot uiting komt. Er is met lactase behandelde melk verkrijgbaar voor lactose intolerante mensen. Het vermogen van mensen om lactose ook tijdens de volwassenheid af te breken, schijnt zich te hebben ontwikkeld sinds de mensen rundvee gingen temmen. Dit was enkele duizenden jaren geleden.
Naar boven
Polysacchariden
Wanneer twee monosacchariden gekoppeld worden ontstaat een polysaccharide. De belangrijkste polysacchariden zijn: Cellulose, Zetmeel en Glycogeen.
Cellulose
Cellulose is een belangrijk "constructiemateriaal" in planten. Het kan echter niet afgebroken worden in onze darmen. Daarvoor hebben wij de benodigde enzymen niet. Onze darmen bevatten soms wel bacteriën die deze enzymen wel maken. Hierdoor wordt cellulose omgezet in glucose. Cellulose wordt ook veel gebruikt voor textiel of papier. Cellulose wordt gewonnen uit plantaardig materiaal zoals bijvoorbeeld hoed, stro en de katoenplant. Natuurlijke textielvezels zoals linnen (vlas), katoen en viscose (kunstzijde) bestaan uit cellulose. Evenals papier, karton, watten en cellofaan.
Zetmeel
Zetmeel dient als energieopslag in planten. Er zijn twee vormen van zetmeel. De niet vertakte vorm Amylose. De tweede vorm is Amylopectine. Zetmeel wordt onder invloed van amylase (in speeksel) omgezet in de disaccharide maltose. Maltose wordt in de darmen verder afgebroken tot monosaccariden.
Glycogeen
Glycogeen is een verzamelnaam voor polysaccariden die uit duizenden glucose eenheden bestaan. Het dient als energie opslag bij mensen. Dit suiker wordt onder invloed van insuline opgebouwd.
(zo ja, vanaf welke dosering word het slecht voor je gezondheid)
Koolhydraten
Koolhydraten vervullen belangrijke taken in het leven. Als eerste dient het als energiebron en energieopslag. Als tweede dient het in de structuur van DNA en RNA. Als laatste zijn veel suikers gekoppeld aan eiwitten en vetten, en vervult het een rol in herkenningsprocessen. Koolhydraten worden ook wel sacchariden of suikers genoemd. De naam koolhydraat is afkomstig van de waarneming dat deze stoffen bij verhitten water (hudoor = water) verliezen en er koolstof overblijft.
Koolhydraten ontstaan in grote hoeveelheden in planten tijdens de fotosynthese (assimilatie). Hierbij ontstaat er een koolhydraat uit water en koolstofdioxide. Bij deze reactie wordt zonne-energie opgenomen en op chemische wijze vastgelegd. Koolhydraten zijn dus energie rijk. De energie kan weer vrijkomen bij het omgekeerde proces: verbranding (dissimilatie). Al het dierlijk leven maakt gebruik van de verbranding van koolhydraten om energie te verkrijgen.
Een belangrijk koolhydraat is glucose. Glucose wordt afgebroken in de stofwisseling (glycolyse, citroenzuurcyclus). Glucose is altijd aanwezig in het bloed met een gemiddelde massaconcentratie van 0,8 g/l. Koolhydraten worden op grond van molecuul grootte ingedeeld in drie groepen:
Monosacchariden: enkelvoudige suikers (o.a. Glucose, Fructose, Ribose en Galactose).
Disacchariden: moleculen opgebouwd uit twee monosacchariden (o.a. Saccharose, Maltose en Lactose).
Polysacchariden: bestaande uit meerdere monosacchariden (o.a. Cellulose, Zetmeel en Glycogeen).
Bijna alle koolhydraten worden echter afgebroken tot (of omgezet in) glucose. Nu moet je niet gelijk denken dat je dan beter producten met veel kleine koolydraten kunt nemen. In wezen leveren deze producten wel heel veel suikerbrandstof en zouden daarom niet per definitie slecht zijn. Echter het gebrek aan essentiële voedingsstoffen als vitamines, mineralen en vezels maakt deze producten onwenselijk.
Er is echter een veel belangrijkere reden om de natuurlijke lange keten koolhydraten te verkiezen boven de onnatuurlijke en dat is dat de kleine losse suikermoleculen een goede glucose-insuline balans verstoren.
Doordat de afbraak van de langere keten koolhydraten geleidelijk verloopt worden de losse suikereenheden (vnl. glucose) geleidelijk aan het bloed afgegeven. De geleidelijke stijging van glucose in het bloed zorgt ervoor dat het lichaam het glucosegehalte in het bloed goed kan reguleren via de afgifte van insuline. Als deze regulatie niet goed zou werken krijgt men een te hoge spiegel aan glucose in het bloed (hyperglycemie). Omgekeerd kan men bij het langdurig niet eten van suikers een te lage suikerspiegel krijgen (hypoglycemie). Bij diabetes is dit het geval.
Bij het eten van de losse kleine suikereenheden worden deze direct opgenomen in het bloed en stijgt de glucosespiegel in het bloed zeer snel. Het lichaam heeft eigelijk te weinig tijd om via insuline de bloed- glucosespiegel op een gezond niveau te houden (men krijgt een hyperglycemie). Kortom: het lichaam moet een topprestatie leveren om de zeer snelle stijging van het glucose in het bloed te neutraliseren. Gebeurt dit jaren achtereen en zeer frequent (zoals in onze samenleving) dan kan de insulineglucose regulatie uiteindelijke ontregeld raken en heeft men een hogere kans op de zogenaamde welvaartziekten (hart- en vaatziekten, diabetes, overgewicht, kanker, etc.).
Naar boven
Monosacchariden
Monosacchariden zijn de simpelste koolhydraten. De belangrijkste monosacchariden zijn: Glucose, fructose en galactose.
Glucose
Glucose wordt ook wel druivensuiker of dextrose genoemd. Glucose is de meest voorkomende koolhydraat en algemeen aanwezig in levende organisme. Het menselijke bloed bevat ongeveer 5 mmol/l. In geval van ziekte kan de glucosespiegel veranderd zijn. Glucose is ook een veel gemeten grootheid in een ziekenhuis laboratorium. Glucose wordt in de dunne darm opgenomen en wordt via de poortader naar de lever getransporteerd. De lever regelt het glucose gehalte in het bloed. Is er te veel glucose, dan wordt er glycogeen van gemaakt, en is er te weinig glucose in het bloed dan wordt dit glycogeen weer afgebroken tot glucose. Dit gebeurt allemaal in het glycogeen metabolisme. Glucose wordt gebruikt als brandstof, uit glucose wordt dus energie gehaald.
Fructose
Fructose, ook wel vruchtensuiker genoemd, wordt veel gevonden in fruit en maakt deel uit van honing. Fructose smaakt minder zoet dan glucose. Fructose wordt minder goed wordt opgenomen door de dunne darm.
Galactose
Galactose wordt beter opgenomen in door de dunne darm (resorbeert beter). Galactose ontstaat in de dunne darm uit lactose uit melk. Lactose is een disaccharide dat bestaat uit glucose en galactose. Dit lactose wordt afgebroken door lactase (uit de darmsapkliertjes).
Fructose en galactose kunnen beide omgezet worden in glucose door de lever.
Naar boven
Disacchariden
Wanneer twee monosacchariden gekoppeld worden ontstaat een disaccharide. Disacchariden komen veel voor in de natuur en vormen belangrijke componenten van voedingsmiddelen. Disacchariden zijn ook belangrijk in het vormen van polysacchariden en monosacchariden. De belangrijkste disacchariden zijn: Saccharose, Maltose en Lactose.
Saccharose
Saccharose wordt ook wel rietsuiker, bietsuiker of sucrose genoemd. Dit disaccharide is opgebouwd uit de monosaccharide glucose en fructose. Tijdens de vertering wordt saccharose afgebroken tot glucose en fructose. De bekende suiker uit het dagelijkse leven bestaat uit saccharose, evenals basterdsuiker, poedersuiker, kandij en suikerstroop.
Maltose
Maltose wordt ook wel moutsuiker genoemd. Dit disaccharide is opgebouwd uit twee monosacchariden glucose.
Lactose
Lactose wordt ook wel melksuiker genoemd en komt voor in melk. Lactose is opgebouwd uit de monosacchariden galactose en glucose.
Lactose wordt in de spijsvertering afgebroken tot galactose en glucose door het enzym lactase. De meeste kinderen kunnen lactose afbreken in hun spijsvertering. In tegenstelling tot kinderen is er een grote groep volwassenen in de wereld die geen lactase kunnen produceren. Deze mensen zijn dan intolerant voor melk. Na het drinken van melk, hoopt lactose zich op in de lumen van de darm omdat ze geen mechanisme hebben om dit disaccharide op te nemen. De symptomen bij lactose intolerantie zijn misselijkheid, kramp, pijn en diaree. Lactose intolerantie is een genetische afwijking die meestal in de pubertijd of bij volwassenen tot uiting komt. Er is met lactase behandelde melk verkrijgbaar voor lactose intolerante mensen. Het vermogen van mensen om lactose ook tijdens de volwassenheid af te breken, schijnt zich te hebben ontwikkeld sinds de mensen rundvee gingen temmen. Dit was enkele duizenden jaren geleden.
Naar boven
Polysacchariden
Wanneer twee monosacchariden gekoppeld worden ontstaat een polysaccharide. De belangrijkste polysacchariden zijn: Cellulose, Zetmeel en Glycogeen.
Cellulose
Cellulose is een belangrijk "constructiemateriaal" in planten. Het kan echter niet afgebroken worden in onze darmen. Daarvoor hebben wij de benodigde enzymen niet. Onze darmen bevatten soms wel bacteriën die deze enzymen wel maken. Hierdoor wordt cellulose omgezet in glucose. Cellulose wordt ook veel gebruikt voor textiel of papier. Cellulose wordt gewonnen uit plantaardig materiaal zoals bijvoorbeeld hoed, stro en de katoenplant. Natuurlijke textielvezels zoals linnen (vlas), katoen en viscose (kunstzijde) bestaan uit cellulose. Evenals papier, karton, watten en cellofaan.
Zetmeel
Zetmeel dient als energieopslag in planten. Er zijn twee vormen van zetmeel. De niet vertakte vorm Amylose. De tweede vorm is Amylopectine. Zetmeel wordt onder invloed van amylase (in speeksel) omgezet in de disaccharide maltose. Maltose wordt in de darmen verder afgebroken tot monosaccariden.
Glycogeen
Glycogeen is een verzamelnaam voor polysaccariden die uit duizenden glucose eenheden bestaan. Het dient als energie opslag bij mensen. Dit suiker wordt onder invloed van insuline opgebouwd.