Hieronder mijn mail aan het Voedingscentrum:
Bekend is dat 1 kg vet 9000 kcal levert. Waarom voor een toename van 1 kg lichaamsvet dan 7000 kcal nodig zou zijn (1), is mij onduidelijk. (hierbij laat ik buiten beschouwing of het 7000 of 7700 kcal is)
Een theoretische uiteenzetting waarom dat voor mij onduidelijk is:
Een vetcel bestaat gemiddeld voor *75% (variatie van 60-85%) uit vetzuren (1, 2). Dit varieert natuurlijk, afhankelijk van de hypertrofie van de vetcel. Voor het gemak ga ik er hier vanuit dat vetweefsel ook voor * 75% uit vetzuren bestaat. Dat wil zeggen dat 75% van het vetweefsel effectief aangesproken kan worden voor de energievoorziening.
Aangezien het niet bewezen is, en ik het onwaarschijnlijk acht dat vetcellen kunnen verdwijnen blijft 25% van een vetcel altijd onaangesproken achter in het vetweefsel. Deze 25% levert derhalve geen energie, maar heeft wel gewicht. Onder deze 25% valt de vetvrije massa waaronder water (5-30%), mineralen, eiwitten (* 3%) etc (1, 2).
Aangezien 1 kg vet 9000 kcal levert is het logisch dat 75% daarvan * 7000 kcal levert. Het is daardoor ook begrijpbaar en logisch dat 1 kg vetweefsel (dat voor 75% uit vetzuren bestaat) 7000 kcal levert.
Echter, dat wil niet zeggen dat met het verbranden van 7000 kcal het lichaamsgewicht met 1 kg is afgenomen. De overige 25% leveren geen energie, maar zijn ook niet verbrand of verdwenen waardoor het gewicht ervan behouden is gebleven. Dit wordt op het internet en diverse leerboeken in mijn ogen dan ook niet juist beschreven (1, 3, 4).
Een mogelijke gedachte is dat er ook water uit het vetweefsel verdwijnt wat voor extra gewichtsafname zorgt. 75% van 1 kg vetweefsel bestaat uit vetzuren, hetgeen 750 gram is. De resterende 25% bestaat weer voor ¾ uit water (2), wat uitkomt op * 200 gram. Dit zou het verlies van 1 kg dan verklaren (750 + 200) wanneer slechts 7000 kcal verbrand zouden worden.
Echter, dit zou dan ook het geval moeten zijn bij gewichtstoename wat niet het geval is. Daarnaast lijkt het mij niet waarschijnlijk dat water verloren gaat bij het aanspreken van vetzuren voor de energievoorziening zoals bij de glycogeenvoorraden. In de literatuur en de biochemie kom ik dit niet tegen. Dit geven jullie zelf ook aan op de site (5).
Dit bovenstaande betreft het aanspreken van deze vetzuren. Bij de inname van vetzuren wordt algemeen aangenomen dat een teveel van 9.000 kcal een gewichtstoename geeft van 1 kg (6). Begrijpelijk wanneer slechts sprake is van hypertrofie van de vetcel door toename van vetzuren in de vacuole van de vetcel (hyperplasie van vetcellen houd ik hier buiten beschouwing). Hierbij speelt de vetvrije massa (de overige 25%) geen rol van betekenis. Voor de energievoorziening gebruiken we de vetzuren, de rest van het vetweefsel blijft onaangetast.
Wanneer iemand 20 kg overgewicht heeft, heeft deze persoon dus 180.000 kcal teveel gegeten dan hij of zij nodig had (20 x 9.000), en niet 140.000 kcal (20 x 7.000) zoals op jullie site staat (2). Dit wordt ook geschreven door het RIVM (6).
Mijn vermoeden is dat het onderscheid tussen de energetische waarde van vetzuren (9 kcal/g) en vetweefsel (7 kcal/g) is weggevallen. Wanneer dan vervolgens deze energetische waarden ‘blindelings’ worden gebruikt voor het berekenen van gewichtsverlies of –toename ontstaan discrepanties. Het is begrijpelijk dat telkens die 7000 kcal naar voren komen omdat het de energetische waarde van vetweefsel is. Voor gewichtsverlies of –toename is het in mijn ogen onjuist om daarbij die 1 kg te gebruiken.