MuscleMeat

Sticky Een filosofische verdediging van de wetenschappelijke kennisvergaring

Bezoekers in dit topic

Big Cat

CEO @Muscleandsportsscience.be
Elite Member
15 jaar lid
Lid geworden
8 okt 2002
Berichten
3.180
Waardering
339
Lengte
1m84
Massa
97kg
Vetpercentage
6%
Niets van dit artikel mag gekopieerd worden zonder uitdrukkelijke toestemming van DutchBodybuilding.com.

Een Filosofische verdediging van de wetenschappelijke kennisvergaring en de relevantie ervan

Een groot probleem van wat ik heden ten dage ondervind is het sterke in twijfel trekken van vaststaande feiten die ik soms presenteer. Het is natuurlijk zo dat een onderzoeker in de eerste plaats onderzoekt. Dit is niet een bepaald sociaal gebeuren, dit betreft vooral veel naslagwerk en veel denkvermogen. Het is ook niet bepaald praktisch gericht. Beiden hebben blijkbaar een invloed op hoe mensen de relevantie van dit alles zien.

Om eventuele misverstanden omtrent verdere verschijningen van mijn hand en die van andere onderzoekers te vermijden, ga ik daarom hier pogen een filosofische verdediging op te stellen voor de wetenschappelijke kennisvergaring, met als doel de relevantie ervan aan te wijzen, alsook de toepasbaarheid. De uiteindelijk bedoeling is ertoe te komen te demonstreren dat dit de meest complete en accurate vorm van kennis is, niet enkel theoretisch maar ook praktisch. En dan uiteindelijk een algemene stelregel op te stellen voor kennisvergaring. Dus eigenlijk zoek ik hier het antwoord op de vraag die zoveel mensen mij stellen : “Er is zoveel informatie, wie of wat mag ik geloven ?”

Kennis is pas betrouwbaar als het een synthese van logica en ervaring is

Het scherpe contrast tussen logica en ervaring vinden we al heel vroeg terug in de Griekse filosofie. De demythisering van de maatschappij leid ertoe dat vele intellectuelen zoeken naar een getrouw en rationeel wereldbeeld. Dat stelt natuurlijk de vraag, hoe kan men tot betrouwbare kennis komen ? Met Plato komt dan de eerste stap in de goeie richting. Als wiskundige merkt hij op dat men in tegenstelling tot andere vakgebieden, snel tot een concensus komt. Daarom redeneert hij dat betrouwbare kennis pas mogelijk is op basis van een methode analoog aan die van de wiskunde : namelijk logische deducties van vaststaande axioma’s die onweerlegbaar zijn.

Bij zijn leerling Aristoteles vinden we dan de eerste roep naar het belang van de ervaring. Aristoteles geloofde dat ervaring, ondervinding de beste grond van kennis was. Plato leerde ons dat de perfecte vormen op zich bestaan, in een andere wereld. Wat wij zien in onze wereld zijn slechts verschijningen van die vormen. Om onze wereld te begrijpen moet men zich daarom berusten op een analyse van de perfecte vormen waarop ze gebaseerd is. Aristoteles stelde echter dat er maar een wereld was, en dat de perfecte vorm wel aanwezig was, maar in het ding zelf. Hij schept hiermee tevens de grond voor de teleologie van Lamarck. Hij stelde dat de perfecte vorm in alles ons aanzette om beter te worden. Dat er iets in een veulen was, dat het dreef om een paard te worden. Een soort evolutie-drang. Hij stelde tevens dat men slechts de ware, perfecte vorm kon kennen door veelvuldig de onperfecte vorm ervan waar te nemen. Zo konden wij slechts de perfecte cirkel begrijpen en bestuderen, door veelvuldig een minder perfecte tekening of verschijning ervan te zien. De ervaring van Aristoteles was echter weinig relevant voor onze discussie, aangezien hij het meer over levenservaring heeft dan empirisch experimenteren.

In de 16de Eeuw en verder komen dan de twee stromingen echter sterk tot uiting. In de wetenschap is men al gauw zo ver, met de valwet van Galilei en de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode. In de filosofie begint men pas. Samen met de idee dat de kosmos beheerst wordt door de mechanica onstaat in Europa (Frankrijk en Duitsland) het rationalisme. De belangrijkste protagonisten hiervan waren René Descartes en Bento De Spinoza. Zeker Descartes, als vader van de analytische meetkunde, stelde een enorm vertrouwen in het deductieve aspect. Net zoals Plato geloofde hij dat een methode analoog aan die van de wiskunde DE bron van kennis was. Twee andere aspecten van het rationalisme echter waren dat de zintuiglijke waarneming onbetrouwbaar was, en dat bepaalde aspecten van de kennis reeds van bij de geboorte aanwezig waren (nativisme). Het probleem hierbij was al snel dat niet alles even logisch leek.

In reactie op het rationalisme ontstond in Engeland onder invloed van John Locke het empirisme. Locke opperde de theorie dat de mens een ‘tabula rasa’ was, of een leeg blad dat beschreven werd door de ervaring. Het empirisme neemt het standpunt in dat zintuiglijke waarneming de enige bron van kennis was. De Schot David Hume stelde zelfs dat wetmatigheden die wij vaststellen voortvloeien uit associaties. Dat wij aannemen dat waar rook is, ook vuur moet zijn, omdat we bij het zien van vuur ook telkens rook waarnemen. Hij vernietigd hiermee dus volledig het deductieve aspect. Uiteraard was dit soort extremisme even erg als bij de rationalisten, en terwijl Hume mensen zoals Einstein zou beinvloeden, was ook het empirisme niet het antwoord. Het kon ook geen gevolg geven aan iets compleet abstract doch volledig logisch zoals wiskundige stellingen.

Het duurde tot Immanuel Kant voor er een deftige synthese van de twee kwam. Kant stelde dat betrouwbare kennis slechts kon verkregen worden voor ervaring, maar dat die ervaring moest geordend worden door logica, die zijn basis vind in enkele a-priori vormen. Men moest dus de logica toepassen op de ervaringen die men had.

Ook hier zaten nog een aantal fouten in. Het bestaan van kennis bij de geboorte is ondertussen weerlegd, maar het is wel zo dat logica en wiskunde ongeacht tijd, ruimte of maatschappij altijd waarhouden en absoluut zijn. Kant maakte ook de fout om persoonlijke ervaring te benadrukken, wat wil zeggen dat wij enkel zouden kunnen kennen wat wij meemaken. Als dat waar was, dan zouden we nu alleszins geen geografie of geschiedenis in school krijgen. Maar Kant stelde wel als eerste vast dat zowel ervaring als deductieve logica belangrijk waren bij kennisvergaring. Eerder echter had de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode dit al bevestigd : Men stelde wiskundige hypotheses, toetste die door empirie aan de waarheid en ordende en formuleerde de uitkomst en de implicaties volgens de logica. Het begin van de ware kennis was geboren.

De uomo universale

Het ideaal in die tijd was de intelectueel, de mens met de ambitie om alles te weten. Met het uitbreiden van de wetenschap, en later met de komst van cultuur en menswetenschappen, werd de kennis echter zo uitgebreid en werden de oude theorien zo overhoop gehaald dat dit niet meer mogelijk was. De niet-Euclidische meetkunde gooide onze perceptie overhoop en deed 2000 jaar van mechanica instorten, de elektromagnetische theorie van Maxwell en later de relativiteitstheorie van Einstein zouden alles op de helling zetten, en de uiteindelijk komst van de menswetenschappen zou zelfs leiden tot een dubbele wetenschappelijke methodologie onder invloed van de Wiener Kreis.

Veel zever die er niet toe doet, het uiteindelijke punt is dat een alleswetende mens niet bestond. Het ideaal van de uomo universale werd opgegeven en steeds meer en meer ontstonden vakspecialisten die hun domeinen zouden uitspitten tot ongekende hoogtes van detail in de 20ste Eeuw. Hierdoor was de kennis van die mensen buiten hun vak relatief beperkt en ging ook de relevantie van veel kennis verloren. Door gebrek aan kennis kon men zelden de implicaties van iets in het algemeen beschouwen. Zeker in de fysiologie was dit het geval.zo kon men vaak een verband tussen twee dingen vinden in vitro, maar het kwam niet altijd overeen met de resultaten in vivo. Dit is omdat er onnoemelijk meer factoren zijn die meespelen in een geheel lichaam dan in een schaaltje met een paar cellen. En gebrek van kennis over andere systemen leidde tot deze contradicties.

De twijfel in de wetenschap

Nu de dag van vandaag ondervind ik vaak veel tegenkanting van mensen als ik kom aandraven met feiten. Dit is op een aantal dingen gebaseerd. Hou de filosofische uiteenzetting in je achterhoofd. Vroeger was sport sport en wetenschap had er niets mee te zien. Ze deden maar wat, filosofeerden een beetje en probeerden iets uit. Wat werkte werd van een generatie op de andere overgeleverd. Nu me het grote geld is er echter veel wetenschap mee gemoeid. Alles berust op fysiologie, en met behulp van de wetenschap kan men prestatie maximaliseren.

Dat grote geld vind deels zijn oorsprong in de industrie die ons alles verkoopt : schoenen, supplementen, trainingsboeken, noem maar op. Verkopen is de boodschap en dat weten we allemaal. We vertrouwen niet zozeer meer op wat gezegd wordt, we verwachten een bewijs. Maar feit is dat vele firma’s wetenschappelijk bewijs in hun voordeel plooien en het doen lijken alsof iets kan werken, terwijl het dat niet doet. De enige manier om dit te voorkomen is zorgen dat je de feiten zelf kan nagaan, en dat vergt wat kennis, inzicht en tijd. De grote problemen die mensen zien en die we moeten vermijden :
  1. Het is maar een labo proef, dat zegt niks over de werkelijkheid. Al gehoord ? Mogelijk het domste argument dat er is. Een wetenschappelijke studie doet juist dat : het test op een grote groep uit wat de stelling is. Maar hierbij worden controle en dubbel-blindheid toegepast. Dat wil zeggen dat men variabelen uitschakelt. Als men het effect wil weten van een product op de lever, dan beschouwt men die levercellen en niet de rest. Een mooi voorbeeld is dat als je wil weten of je van iets sneller gaat lopen hoe ga je dat dan testen ? Neem je een persoon op een week, laat hem lopen op een weggetje in zuid-frankrijk met zijn botten aan na een zware maaltijd en met een brok griep, en laat je hem dan een week later in volle gezondheid met de laatste nieuwe Nikes op een indoor arena in Mexico lopen nadat ie het middel nam ? natuurlijk niet. Uiteraard gaat de prestatie beter zijn, de omstandigheden zijn beter. Als je wil weten of het werkt dan neem je meerdere personen die je verdeelt in twee groepen. Ze lopen op hetzelfde moment, in dezelfde omstandigheden. De ene met het middel, de andere zonder. Dan weet je of het werkt.

  2. De studies worden beinvloed. De geest is veel sterker dan je denkt. Dit is een argument die zeker waar is, vandaar dat we proeven controleren. Niet alleen externe variabelen worden uitgeschakeld, ook de interne. Eerst en vooral gebeurt dit door middel van placebo. De groep die geen product krijgt krijgt toch een pilletje dat erop gelijkt, maar waar niets in zit. Ze weten ook niet of ze nu een pilletje met of zonder krijgen. Dit noemen ze een blind onderzoek. Dit is om te vermijden dat zij die een pilletje krijgen zouden denken dat het werkt, en daarom beter presteren gewoon omdat ze denken dat ze iets krijgen die beter is. Dit zien we vaak bij mensen die supplementen kopen ook, en ga ik straks nog bespreken. Verder zijn er ook vaak meer onderzoekers, en gaat men ervoor zorgen dat de onderzoeker die de pillen geeft aan de subjecten OOK niet weet welke pil wel en niet het middel bevatten. Dit noemt men een dubbel-blind onderzoek om te vermijden dat de wetenschapper zijn metingen laat beinvloeden door wie wel of niet het middel neemt, omdat elke wetenschapper natuurlijk wil dat zijn proef een success is. Ten laatste wordt er ook vaak een beroep gedaan op vrijwilligers, om te beletten dat de onderzoeker mensen zou uitkiezen die meer vatbaar zijn voor wat getest wordt en zo de studie beinvloed. Op al deze manieren worden dus ook interne variabelen vermeden.

Uit deze twee factoren weten we nu al dat het onderzoek ook effectief meet wat het moet weten. Hieruit leiden we enkele criteria af die we moeten handhaven om te zien of een wetenschappelijke studie geldig is :
  1. Meet de studie wat ze moet meten ? is er een verband tussen de stellingen die gemaakt worden ?
  2. Is de studie herhaalbaar ? Als je tweemaal hetzelfde meet, kom je dan tweemaal hetzzelfde resultaat uit ?
  3. Is de studie objectief ? Is ze dubbel-blind ? Als een onderzoeker het uitvoert bekomt hij dan hetzelfde resultaat als een andere die hetzelfde onderzoek uitvoert.

Onze garanties en wat is het aandeel van de ervaring ?

De studies die wij hanteren zijn niet uit eerste hand. Ze worden door andere mensen uitgevoerd op andere plaatsen. Mensen die er de mogelijkheid voor hebben. Hoe weten we dan of deze studies ook daadwerkelijk waar zijn ? Wel de studies worden opgesteld volgens een vast stramien en dan ingediend bij een wetenschappelijk magazine. Die magazines hebben veel vakmensen in dienst die de studie allemaal lezen en controloren of de voorgaande criteria van toepassing zijn, en of de conclusies die getrokken worden correct zijn. Zo’n systeem noemt men Peer-review. Pas als dat allemaal zo blijkt te zijn, wordt de studie openbaar gepubliceerd. Dat wil dus zeggen als ik met een studie kom aandraven, dat je er prat op kunt zijn dat de studie voldoet aan de criteria.

Dat brengt ons bij het volgende probleem. Al te vaak krijg ik het verwijt een boekenwurm te zijn, iemand die niets weet omdat hij geen ervaring heeft, en dan zeggen ze dat je niet alles uit een boek kunt halen en dat soort dingen. Ten eerste heb ik wel voldoende ervaring, ik train tientallen athleten met heel wat success, dat is meer ervaring dan gelijk welk individueel. Maar dat doet er niet toe. Stel nu dat ik alleen maar studies lees. Dit is ook ervaring, want elke studie berust op de wetenschappelijke methode, waar een theorie empirisch getoetst wordt. Dat wil dus zeggen dat het daadwerkelijk getest is, en niet op een enkele persoon zoals deze critici zouden willen, maar op een statistisch relevante GROEP van mensen zodat de resultaten verifieerbaar zijn, maar ook te extrapoleren naar een universele stelregel.

Dat wil zeggen dat je nu alles zelf mag geprobeerd hebben, dan nog weet je niks. Ten eerste is dit niet verifieerbaar. Jij kunt zeggen wat je wilt. En niemand kan beweren of het waar of niet is, want het is bij jezelf dus enkel jij weet dit. Ten tweede is dit niet gecontroleerd, zowel externe variabelen als interne variabelen zijn aanwezig. Je weet niet of het resultaat daadwerkelijk bekregen is door de factor die je onderzoekt. Ten derde ben jij slechts een persoon. Wat voor jou geld, geld niet noodzakelijk voor een ander. Hoe meer mensen je hebt in je steekproef, des te universeler de uitspraak die je kunt doen. Dus een studie met 1000 mensen heeft een enorm voordeel in algemene uitspraken ten opzichte van een iemand die iets probeert.

Wat zijn de dingen die je hieruit moet onthouden : dat de persoonlijke ervaringen van een mens NOOIT een bewijs vormen, voor geen enkele stelling. Ze zijn onbetrouwbaar op duizend verschillende manieren. Dus iets proberen ‘omdat hij het gezegd heeft dat het werkt voor hem’ is geen betrouwbare vorm van kennis. Daarom vragen we bewijs. Wat je ook moet onthouden is dat studies lezen op zich een vorm van ervaring inhoud, omdat de resultaten bekomen worden door empirisch getoetste gegevens in gecontroleerde omstandigheden.

Wat zijn de huidige problemen dan ?

Eerste probleem : Vakspecialisten vormen geen goede bron van kennis. De mensen die de onderzoeken zelf uitvoeren kunnen je wel het objectieve resultaat van een studie tonen, maar niet de relevantie ervan tonen. Een goed voorbeeld hiervan is dat men reeds van de jaren 40 al wist dat steroiden de spiermassa vergroten, terwijl in studies van de jaren 90 nog vaak gespeculeerd wordt ‘het is niet geweten of steroiden de spiermassa vergroten’. Dat komt omdat het een ander vakgebied is misschien en dat wetenschappers geen niet geverifieerde uitspraken doen. Maar dat soort stommiteiten geeft natuurlijk niet veel vertrouwen aan de mensen die op die studies betrouwen voor kennis

Oplossing : Voldoende kennis van zaken. De mens die die studie uitvoert, moet een vakspecialist zijn, anders zou hij nooit gedetaileerd genoeg zijn stiel kennen om alle variabelen uit te sluiten en tot de meeste accurate conclusie komen. Wij onderzoekers zijn echter geen vakspecialisten. Wij zijn mensen met een kennis van het totaalbeeld in het gebied waarop wij ons onderzoek toepassen. In mijn geval de menselijk fysiologie en de invloed op prestatie. Aan de hand van de conclusies van de studies kunnen WIJ wel het juiste verband leggen en de relevantie van iets bepalen. Het leuke hieraan is dat iedereen een onderzoeker kan worden, met voldoende basiskennis, veel leergierigheid en heel wat inzicht kan ook jij beginnen studies onderzoeken en praktische applicaties vinden. Dat terwijl een vakspecialist worden jaren en jaren scholing betekent.

Tweede probleem : Het placebo-effect speelt ook een rol. Soms beroepen wij ons op pseudo-wetenschappelijke technieken om iets te peilen, zeker in de commerciele industrie. Populair zijn dan bijvoorbeeld enquetes. Terwijl die niet gecontroleerd zijn, zijn ze wel grote en willekeurige steekproeven die accuraat de effecten in het werkelijke leven weergeven. Het probleem is echter dat veel mensen zich laten beinvloeden. Zoals eerder vermeld zien we veel een placebo-effect bij mensen die supplementen kopen. Ze pompen veel geld in iets wat ze denken dat de moeite waard is, en om het maximum uit hun investering te halen gaan ze plots beter eten en harder trainen. Is het dan zo moeilijk te geloven dat ze betere resultaten halen ? Heeft het product dan geholpen ? Misschien, misschien niet. Maar in die enquete zullen wel het merendeel zeggen dat ze betere resultaten haalden. Wat weet je dan ? Juist niks.

Oplossing : Vertrouw niet op enquetes als dit niet moet. Hou ze in het achterhoofd en hou er zeker rekening mee, zelfs in het slechtste geval geven ze een indicatie van de richting waarin je onderzoek moet verlopen om al dan niet de resultaten te bevestigen of weerleggen, maar baseer er niet je conclusies op. Als je vaak enquetes leest en je erop baseert, kijk dan ook voorzichtig wie de enquetes uitvoerde. Vaak zijn er geen controles op die enquetes en als ze uitgevoerd zijn door mensen die er belangen in hebben is het niet onwaarschijnlijk dat ze de resultaten in hun voordeel plooien, of zelfs gewoon valse resultaten geven.

Derde probleem : In vitro versus in vivo. Veel studies waar wij ons op beroepen worden in vitro gedaan. Dan wordt de vraag vaak gesteld of wat in een schaaltje gebeurt ook in het echt gebeurd. Niet altijd, zoveel is zeker, omdat er dan meer factoren meespelen.

Oplossing : Als een in vitro studie gegeven wordt valt makkelijk te verifieren of dit relevant is of niet. Als ze bestudeerts of iets je lever gaat aantasten en het beschouwd een lever en het product, dan kun je wel veilig aannemen dat dit zo is. Als natuurlijk een studie bewijst dat een product het IGF-1 in de lever verhoogt, dan mag je niet aannemen dat het noodzakelijk de IGF-1 in spierweefsel verhoogt. Het zijn verschillende weefsels onder verschillende regulaties en met verschillende receptoren en aantallen receptoren. Als dat het geval is, dan mag je gerust dit in vraag stellen en verdere bewijsvoering vragen over waarom men aanneemt dat dit wel het geval zou zijn. Het is een goede grond voor hypothese, maar geen sluitend bewijs.

Vierde probleem : Veel proeven gebeuren op dieren. Hoe weten we of de effecten hetzelfde zijn ?

Oplossing : Wel, van sommige dieren, zoals met ratten en apen, weet men dat ze veelal zoals de menselijke fysiologie reageren. Vroeger deed men ook eerst testen op ratten en apen, en daarna op mensen en de resultaten kwamen zeer goed overeen. Natuurlijk is dit niet altijd zo, maar zeker bij ratten en apen mag dit wel in de meeste gevallen als waar worden aangenomen en zal men ver terug in de literatuur al aanwijzingen vinden dat de geteste weefsels sterk gelijken aan elkaar. In enkele gevallen kan de relatie in twijfel getrokken worden. Ook hier is kennis de primaire bron om het onderscheid te weten

Wat moet je nu doen om te weten wat je mag vertrouwen ?

Eerst en vooral vraag je bewijs. Neem maar iets voor waar aan als er minstens een studie is die het ook daadwerkelijk bewijst. Hoe beter de studie of hoe meer studies iets aantonen, hoe zekerder je van je stuk mag zijn. Daarna bestudeer je de studies. Studies worden opgegeven als referenties. Die referenties of een stuk daarvan kun je invoeren op een medline gate en dan krijg je de beknopte versie van de studie. Die toont je al of de gestelde conclusie ook daadwerkelijk gesteld werd in die studie. Daarna ga je naar een universitaire bibliotheek en vraag je een kopietje van die studie. Dan controleer je of de criteria die we eerder bepaalden ook van toepassing zijn. Nagenoeg alle recente studies voldoen hier echter wel aan.

Nu is de vraag natuurlijk in hoeverre de stelling relevant is. En daarmee komen we aan het laatste probleem van de dag. Het is namelijk zo dat we al moesten concluderen dat een vakspecialist geen goede bron van kennis is. Een individueel met ervaring evenmin, omdat het nog gecontroleerd nog geverifieerd kan worden. De onderzoeker is de ware bron van kennis in zijn gebied. Waarom mag je de onderzoeker dan wel geloven, en bovenal : wat maakt een onderzoeker een goede onderzoeker ? Dat is zeker de belangrijkste vraag, want als men zegt dat men een groep mensen mag geloven is nog de vraag hoe goed ze wel eigenlijk zijn.

De onderzoeker keert terug naar het 17de eeuwse ideaal van de uomo universale, althans binnen zijn eigen wetenschappelijk domein. Hij kent niet alleen de grote lijnen van zijn gehele domein, hij kent ze in een zeker graad van detail en hoe ze in relatie staan tot elkaar. Niet het soort detail van een vakspecialist, maar voldoende detail om alles te overzien. Omdat hij de invloed van alles op alles kan inschatten, kan hij ook de ware relevantie van dingen tonen. Waarom iets wel of niet zal werken, ondanks de bewijslast. Namelijk het theoriseren over de variabelen (die niet aanwezig zijn in studies) die al dan niet ervoor zullen zorgen dat het experiment in werkelijkheid herhaalbaar is. Een paar voorbeelden

- Een aminozuur kan een bepaald effect hebben op de fysiologie. Dan is de vraag, moeten we dit aminozuur nemen om dat effect te bekomen ? Dan kan het antwoord ja zijn, maar veelal is het neen. Het is vaak zo dat de serum-concentratie bepalend is voor het effect en of je die concentratie nu bekomt door een duur geisoleerd eiwit, of door veel vlees te eten is veel relevanter. De steak is gezonder, levert tal van andere nuttige nutrienten en is bovenal goedkoper. Vaak is het zo dat aminozuren beter geabsorbeerd worden als natuurlijk verteerde peptides en dat de werking van een aminozuur ook vaak versterkt wordt door andere aminozuren. Dan is hier de onderzoeker dus de bron van kennis in die mate dat hij kan overzien wat het nut van het aminozuur is en of het al dan niet zal werken, maar ook of het de moeite is het supplementaal in te nemen. Zo zal een reclame uiteraard enkel de studie vermelden en niet reppen over een goedkoper of gezonder alternatief. Dit is de ziekte van de hedendaagse wereld: 90% van de dingen die we kopen als supplementen zijn niet nodig, en zeker in vele gevallen te duur. Bezint eer ge begint.

- een studie toont aan dat IGF-1 de spiermassa verhoogt. Moet iedereen dan de massa’s dure IGF-1 gaan inspuiten ? Nee, zeer zeker niet. Het IGF-1 heeft een aantal bindingseiwitten en bij injectie zullen die preferentieel binden. Zo is IGFBP-3 nodig voor transport en werking van IGF-1, terwijl IGFBP-1 het deactiveert en uitscheid. Bij inspuiting vermindert IGFBP-3 en bind IGFBP-1 heel sterk. Daardoor werkt IGF-1 nagenoeg niet en is het zeker zijn prijskaartje niet waard. Latere in vivo studies bevestigen dan dat het ook daadwerkelijk niet blijkt te werken. Dit toont het belang van een totaalbeeld. De invloed hiervan is ook belangrijk. Zo werd dan een IGF-1 ontwikkeld die resistent is aan binding van eiwitten, namelijk LR3-IGF-1. Nu kon het niet gebonden worden door IGFBP-1. Probleem was dat het ook niet kon binden aan IGFBP-3, wat het dus een actief leven gaf van welgeteld tien minuten, waarna het vernietigd of uitgescheiden werd. Het weinige effect dat het wel had was lokaal, want het kon zonder IGFBP-3 niet vervoerd worden. Nu werkt men aan een IGF-1 die reeds gebonden is aan IGFBP-3. We wachten op de resultaten, maar het is alleszins meer beloftevol. Zo zie je maar dat als men direct de visie van de onderzoeker zou vragen, men al veel verder zou staan in de wetenschap. Helaas is er nog te weinig interdisciplinaire samenwerking.

De conclusie

Hopelijk hebben jullie iets bijgeleerd. Het voornaamste doel van dit schrijven is dat ik enerzijds het belang en de relevantie van wetenschappelijke studies aan te tonen door te bewijzen dat ze accuraat en betrouwbaar zijn, en dat ze berusten op zowel kennis als ervaring en niet enkel op kennis zoals sommigen beweren, en anderzijds ook om te demonstreren dat een zekere bron van kennis nodig is om te kunnen het onderscheid te maken. Om te bepalen, hoe correct en bovenal hoe relevant een studie is.

Daar kan ik niet bij helpen, dat kan niemand. Dat moet je zelf doen. Als ik iets bewijs dan doe ik dat aan de hand van studies, bewezen feiten. Ik presenteer die data ook en bespreek z uitvoerig, inclusief hun relevantie. Wil dat zeggen dat jullie wat ik zeg voor waar moeten aannemen ? Zeker niet. Ik weet van mezelf dat ik een betrouwbare bron van kennis ben, maar ik ben menselijk en maak ook fouten. Belangrijker nog is dat ik als de ultieme uomo universale nog elke dag bijleer. En hoop dat ook te blijven doen. Dat wil zeggen dat vroegere schrijfsels van mij, hoewel correct, niet 100% juist zijn of gedetailleerd en genuanceerd genoeg zijn. Terugkijkend denk ik dan ook vaak beschaamd over hoe ik sommige dingen kon schrijven. Nu gebeurt dat niet meer, daarvoor ben ik al teveel gevorderd, maar ook over wat ik nu schrijf zal ik later terugdenken en enkele fouten of niet complete dingen opmerken.

Je mag erop rekenen dat ik correcte informatie verschaf. Ik heb er ook niets bij te winnen dat niet te doen. Maar 100% zeker ben je pas als jezelf de kennis aanschaft, alles in vraag stelt en discussies aanknoopt die jou kennis bevorderen en het licht achter de waarheid aansteken. Dit kan ik maar meer dan voldoende accentueren door te wijzen op de momentele stand van zaken. Er zijn drie bronnen van kennis in onze sport : guru’s, wetenschappers en onderzoekers. En alle drie zijn ze nodig. Maar geen van de drie is feilloos.

Minst betrouwbaar zijn de guru’s. Ze baseren zich enkel op overlevering, dingen die ze horen en pseudo-wetenschappelijk gebrabbel. In de meeste gevallen zijn het mensen die je als gevaarlijk moet beschouwen. Ze raden dingen aan op basis van zelf bekomen niet-verifieerbare resulaten en vergeten daarbij volledig dat er ook mogelijke nadelen aan verbonden zijn. Meestal ongevaarlijk, omdat ze enkel mensen aanzetten inefficient te zijn door hun ongefundeerde en onnozele uitspraken, moet je toch oppassen met hun uitspraken, zeker over mogelijk gevaarlijke middelen. Echte onnozelaars in dit categorietjes zijn bijvoorbeeld iemand als Nelson Montana. Guru’s kunnen echter nuttig zijn, zeker in de vroegere jaren had je hoogaangeschreven mensen als Vince Gironda en Dan Duchaine. Vaak te dom om te helpen donderen wat de eigenlijke kennis betreft, maar ook heel inzichtelijk. Ze hebben het eerste werk gedaan. Hun vaststellingen en theorien hebben voor een groot deel de richting van het onderzoek van de wetenschappers en de onderzoekers bepaald. Ik beschouw die twee mensen dan ook nog steeds als heiligen.

Daarna komen de wetenschappers. Zij zijn vaskpecialisten die de daadwerkelijke fyiologische processes vaststellen en bestuderen. De laatste tijd zijn er veel van hen die fanatiek met sport bezig zijn dan ook overgestapt naar de sport als een soort adviseurs. Daaronder namen als Patrick Arnold, Bill Roberts, Will Brink, Elzi Volk, Lyle McDonald enzovoort. Veel van hen bezitten een intellect waar ik met moeite aan kan tippen. Hun kennis van bepaalde onderwerpen kent hun weerga niet. Zij zijn dan ook extreem belangrijk omdat zij de leidraad zijn voor de kennis die wij nodig hebben om de waarheid te vinden en bewijzen. Het nadeel is echter dat ze zich te vaak gaan mengen in de algemeenheid, iets wat ze niet verstaan, en daarom vaak onbetrouwbare uitspraken doen over dingen waar ze niets van kennen, en dat terwijl ze weigeren ook maar een onbewezen assumptie te maken in hun eigen veld. Zo kom je erbij dat iemand die zo slim is als biochemist Bill Roberts, ertoe komt uitspraken te maken dat Anadrol progestageen is, terwijl het onomstotelijk bewezen is dat dit niet zo is.

Ten laatste heb je dan de onderzoekers. Meestal de mensen die de meest bruikbare theorien formuleren en het meeste inzicht in het geheel hebben. Iemand in die categorie die ik bewonder en die ik nog niet veel op foutjes betrapt heb is Bryan Haycock. Hoewel zijn trainingsideen nog heel wat te wensen over laten, is hij zonder twijfel de grondlegger van de wetenschappelijk toegepaste farmacologie. Nu het feit dat iemand als Haycock nog fouten maakt, is het onomstotelijke bewijs dat ook ik niet feilloos ben, hoe graag ik dat ook wil geloven.

Dus bovenal : Wees kritisch. Wees niet bang om vragen te stellen. Ja, je kunt je er best belachelijk mee maken en mensen op de zenuwen werken, maar ze bevorderen je eigen kennis. En dat is de enige bron van ware kennis.
 
Heb een leuk boek voor je

heet wetenschapsfilossofie van Alan Chalmers, zul je leuk vinden
 
Het probleem begint vaak als met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat is gedaan onder allerlei aannames en randvoorwaarden ongenuanceerd gaat extrapoleren. Let vooral op die randvoorwaarden. Ging het onderzoek over oude ongetrainde vrouwen met een overgewicht ... hoe kom je er dan bij dat de conclusie ook zou gelden voor jonge mannen met een laag vetpercentage die al enkele jaren aan krachttraining doen ?

Nog een voorbeeldje:

Feit: ratten leven langer als je ze minder te eten geeft

Conclusie: Mensen moeten hun hele leven op dieet om langer te leven. / magere mensen leven langer / etc...

Het feit mag dan misschien wel correct zijn (al is dat vaak ook al een conclusie op de basis van het gevoerde experiment en moet dan ook meer gezien worden als een hypothese dan als een feit), maar de extrapolatie naar mensen is zwaar ongenuanceerd en niet onderbouwd (laat staan "bewezen").

Mijn stelling: niks mis met wetenschappelijk onderzoek, totdat je er iets mee gaat doen :)

(en hoedt u voor verkopers die hun produkten wetenschappelijk onderbouwen)
 
Als er een basis (altijd meer dan 2 en liefst meerdere studies die elkaar ondersteunen) is dan mag je toch een voorzichtige aanname doen. Maar het is een gebied waar leken best uit wegblijven, zijn genoeg "wetenschappelijke" sites te vinden waar bijv. een journalist denk dmv studies, die vaak verkeerd geïnterpreteerd worden, de grote waarheid tot de leek te brengen. Pakt helaas meestal verkeerd uit.
 
Ik word eerlijk gezegd een beetje moe van al die onderzoekjes die in een wetenschappelijk jasje gestoken worden.. 't Ene onderzoek wijst uit dat ik langer leef als ik elke dag X eet, terwijl 't andere onderzoek zegt dat ik er over 3 maanden dood aan zal gaan bij wijze van spreken.. :rolleyes:
 
Ik word eerlijk gezegd een beetje moe van al die onderzoekjes die in een wetenschappelijk jasje gestoken worden.. 't Ene onderzoek wijst uit dat ik langer leef als ik elke dag X eet, terwijl 't andere onderzoek zegt dat ik er over 3 maanden dood aan zal gaan bij wijze van spreken.. :rolleyes:

Lees nou eens de reactie van Big T.

Je moet niet blindelings alles aannemen omdat het zo in een onderzoek staat, maar een trend in de werken vinden.
 
Als er een basis (altijd meer dan 2 en liefst meerdere studies die elkaar ondersteunen) is dan mag je toch een voorzichtige aanname doen.

En let er dan ook op dat het niet onderzoeken zijn die uit dezelfde groep komen en dat er een fatsoenlijke peer-review van het gedane onderzoek over gedaan is. Nogal wat onderzoekers hebben een blinde vlek en blijven maar trekken aan een dood paard.. soms bijvoorbeeld omdat hun funding komt van uit een bepaalde firma die nogal gesteld is op de resultaten (als in marketing/reclame)
 
Het probleem van wetenschappelijke studies zit hem in de interpretatie van mensen en de conclusies die ze eraan verbinden.

Er wordt vaak gezegd: "De ene keer zeggen studies dat koffie goed is, de andere keer dat koffie slecht is. Studies spreken elkaar tegen".

DIKKE BULLSHIT. Het probleem zit hem in het feit dat er:
-Een verschil zit in de wetenschappelijke kracht tussen studies onderling.
-Mensen conclusies trekken uit een beperkte hoeveelheid studies zonder zelf te hebben gecheckt of er andere studies zijn die hun punt bevestigen/ontkrachten.

Mensen moeten kijken naar het "gewicht" van een studie: gecontroleerde randomized onderzoeken hebben meer bewijskracht dan cohort studies. Deze staan weer boven ecologische en case-control studies.
Dierstudies en in-vitro studies dienen direct de prullenbak ingeflikkerd te worden Ze dienen als ondersteuning van menselijke in vivo studies en geven mogelijke biologische mechanismen weer of zijn geschikt voor toxicologisch onderzoek.

Zolang er niet meerdere "randomized" onderzoeken zijn uitgevoerd naar het effect van een voedingsstof/supplement in vivo in mensen kun je nooit iets met zekerheid zeggen. Je kunt dan nooit stellen: "Koffie is goed voor de lever" of iets dergelijks.
Zolang de "bewijslast" bestaat uit alleen epidemiologisch onderzoek (cohort, ecologische, case-control studies) heb je matige bewijslast. En zolang epidemiologisch onderzoek elkaar tegenspreekt heb je onzekerheid.

Pas wanneer meervoudig randomized onderzoek wordt ondersteunt door epidemiologisch onderzoek, en het gemiddelde van deze studies (redelijk) sterk een bepaalde richting opwijst kun je stellen dat iets wetenschappelijk "bewezen" is.

Nog 1 ding: Wanneer je informatie leest die volgens de schrijvers "wetenschappelijk onderbouwt" is dient er een enorme referentielijst bij te staan. Zo niet: trashcan!!!
 
Vierde probleem : Veel proeven gebeuren op dieren. Hoe weten we of de effecten hetzelfde zijn ?

Schreef je dit met de veronderstelling dat proeven die uitsluitend op dieren uitgevoerd zijn als relevant worden gezien voor de mens? Want dat is niet zo.

Ratten zijn de eerste organismes waarop een stof wordt onderzocht en naar gelange zo'n onderzoek vorderd zetten ze de research voort en komt men langzaam bij organismes uit die nauwer verwant zijn aan de mens. Dat soort onderzoeken zijn een pre van de te verwachte effecten op de mens EN om een toekomstige proef op een mens zo veilig mogelijk te laten plaatsvinden.

Onderzoeken die uitsluitend op dieren zijn uitgevoerd zijn niet waterdicht voor het te verwachten effect op de mens.

Je weet pas wanneer de effecten hetzelfde zijn wanneer ze daadwerkelijk ook op een mens zijn uitgevoerd, en een onderzoek op dieren vormt een preparatie daarvoor, pas als alles waterdicht is, wordt er voorzichtig overgegaan op de mens.
 
de proeven zijn meestal op dieren idd, maar wie stelt zich als mens dan ook vrijwillig voor om een proef op te doen? :D straks wordt je vergiftigd ofzo :D maar dit doet me denken aan mijn studie, hebben ze het ook steeds over evidence based practice bronnen..word er gek van :D
 
Het nadeel van wetenschap is dat tijdens een onderzoek slechts 1 klein deeltje van het onderwerp kan worden onderzocht. Je moet je onderzoek namelijk inkaderen. Op basis van de studie op dat ene kleine deeltje tov van het hele mechanisme worden conclusies en (algemene) aannames afgeleid. Maar helemaal 100% zeker is het nooit. Het is alleen tot nu toe het meest onomstotelijke dat wij als mensen te bieden hebben. Wetenschap is niet zaligmakend. Dus laat je nooit al te gek maken door studies/onderzoeken
 
Laatst bewerkt:
IK weet dat ik heel vervelend ben met het volgende:
Plato was de leerling van Aristoteles en niet andersom zoals in de hoofdtekst wordt beweerd. Aristoteles heeft zelf weinig tot niets geschreven. Plato heeft alle ideeën van Aristoteles opgeschreven en waarschijnlijk met een eigen invulling.

Offtopic, maar: het is Socrates--->Plato--->Aristoteles.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Aristoteles
 
je hebt gelijk. ik heb het ook verwijderd. Ik was in de war met socrates.
mea culpa mea maxima culpa
 
Karl Popper is lezenswaardig in dit licht.
 
In mijn vrije tijd lees ik liever een donald duck of zo ipv dit soort boeken, krijg die al genoeg bij mijn studie ;), maar je kan ook gewoon lekker op wetenschappelijke sites zoals jstor, scholar google ed kijken en er dan gewoon van uit gaan dat deze artikelen niet door leken zijn geschreven :cool: scheelt een hoop moeite
 
Ik doel op Poppers wetenschapsfilosofie, niet zozeer op zijn sociologische filosofie. In een notendop komt het erop neer dat je een hypothese niet zozeer bevestigd moet zien te krijgen, maar moet proberen te falsificeren.
 
Het ligt er maar net aan welke denkwijze je hanteert, je hebt niet voor niets zoveel verschillende stromingen... Persoonlijk ben ik geen aanhanger van Poppers kritisch rationalisme theorie dat wanneer een theorie niet te falscificeren is, er aangenomen mag worden dat hij waar is. Ben meer een voorstander van het aantonen dat iets WEL klopt dan aantonen dat hij niet NIET klopt, bij niet niet krijg je namelijk ook te maken met al dat metafysische gedoe waarvan je moeilijk kunt aantonen of het NIET waar is.... Maar ja, leuk juist dat iedereen er anders over denkt!
 
Mooi draadje. +1.
 
Wat is de bedoeling van dit topic? dat er eens per jaar in gepost wordt?
 
Back
Naar boven