- Lid sinds
- 9 jul 2009
- Berichten
- 15.795
- Waardering
- 14.231
Vandaag stond er een interessant stukje in de krant (Trouw) over het vandaag verschenen boek 'eet mij' van Asha Ten Broeke & Ronald Veldhuizen. Het artikel wekte mijn interesse, en ik heb het boek inmiddels besteld. Wellicht zijn hier meer liefhebbers voor!?
Bij deze het krantenartikel:
Wanneer mensen zich voorstellen hoe iemand obees wordt, denken ze doorgaans aan iemand die de hele dag gebakjes eet en vier keer per week bij de McDonald's luncht. Om echt heel dik te worden, moet je er behoorlijk tegenaan snacken. Dat overkomt je niet zomaar. Toch?
Op het idee dat overgewicht ontstaat doordat iemand de hele dag zit te snacken en te snoepen, is wel wat af te dingen, volgens onderzoeker Klaas Westerterp van Maastricht University. Westerterp is hoogleraar humane biologie en doet al tientallen jaren onderzoek naar het energiegebruik van menselijke wezens. Kort gezegd: wat gaat erin, wat gaat eruit en wat doet dat met onze collectieve buikjes, heupen en dijen. Om dit tot in detail te bestuderen, heeft hij een bijzonder laboratorium tot zijn beschikking, waar hij ons met alle plezier een rondleiding wil geven.
Westerterp loopt richting het lab. Het eerste deel van de onderzoeksruimte die hij laat zien, is een serie kamertjes. Er staat een bed in met een bruin matras en een verwassen sprei, een bureautje en een soort campingtoilet. Het geheel is niet meer dan zes, zeven vierkante meter groot. Als het een hotelkamer was geweest, had je je bekocht gevoeld als je er tien euro voor had moeten betalen.
Het scheelt dus dat de gasten geld toekrijgen om hier te verblijven. De kamers zijn namelijk uitermate nuttig voor proefpersoononderzoek naar menselijk energiegebruik. Terwijl Westerterp de zware metalen deur dichtdoet, vertelt hij dat hiermee de kamer hermetisch afgesloten kan worden. Vanaf dat moment kan alles wat er in en uit gaat precies worden geregistreerd. De temperatuur wordt bijgehouden, zodat Westerterps team weet hoeveel warmte de proefpersoon in de kamer genereert. De uitgeademde lucht wordt opgevangen en doorgemeten, zodat ze aan de hand van de koolstofdioxide daarin kunnen berekenen hoeveel energie iemand heeft verbrand. Het eten van de proefpersoon wordt met de grootst mogelijke nauwkeurigheid afgewogen, zodat precies bekend is hoeveel calorieën aan energie erin gaat. Dankzij al deze labtechnische inspanningen heeft Westerterp een computermodel kunnen ontwikkelen dat een goed beeld geeft van het energiegebruik van de mens.
Het model
Terug in zijn kantoor laat de hoogleraar zien hoe dat model werkt. Het berekent op basis van een aantal individuele kenmerken - lengte, gewicht, geslacht, leeftijd en bewegingspatroon - hoeveel energie je lichaam per dag nodig heeft.
'Nu wordt het persoonlijk hoor', zegt Westerterp. We zitten met zijn drieën achter zijn computer, waar hij het programma heeft opgestart waarin zijn model zit verwerkt. Westerterp wil van Ronald weten hoe actief hij is, hoe lang en hoe zwaar. Ronald is 1,83 meter en 72 kilogram, zijn sportiefste prestatie is dat hij af en toe wandelt. Het model rekent uit dat Ronald voor 13,9 procent uit vet bestaat.
In beeld verschijnt hoeveel Ronald per dag moet eten om op hetzelfde gewicht te blijven: een ruime 2800 kilocalorieën per dag. Dat is meer dan we hadden verwacht; het Voedingscentrum adviseert volwassen mannen immers om er elke dag 2500 tot zich te nemen. Het is maar goed dat Ronald dat niet doet, want volgens het model van Westerterp zou hij dan slechts 55 kilo wegen en daarmee officieel te licht zijn. Sterker nog: alle mannen die langer zijn dan 1,65 meter zouden, indien ze het advies van het Voedingscentrum zouden volgen, rondlopen met ondergewicht.
Het model keert terug naar Ronald zoals hij nu is. 'Zullen we eens kijken wat er gebeurt als je elke dag een Mars erbij eet?' zegt Westerterp, terwijl hij even de energie in de chocoladereep uitrekent. Een Mars telt bijna 300 kilocalorieën. Het computermodel doet opnieuw zijn werk. Eén Mars per dag boven op Ronalds normale eetpatroon maakt hem binnen 5 jaar 14 kilo zwaarder, waardoor hij op een gewicht van 86 kilo zal eindigen. Zijn body mass index (BMI; een maat voor lichaamsgewicht) gaat van 21 naar 26, officieel overgewicht. Zijn vetpercentage stijgt bovendien met ongeveer 10 procent, naar zo'n 24 procent. Van een enkel biertje boven op zijn normale gebruik komt hij over een tijdsbestek van 5 jaar 5 kilo aan. Niet gigantisch, maar toch genoeg om precies te passen binnen de doelgroep van de slogan van het Voedingscentrum: 'Het geváár van een kilo per jáár'.
Zou Ronald doorstomen richting obesitas - gedefinieerd als een BMI hoger dan 30 en, in zijn geval, een gewicht van 100 kilo - dan hoeft hij slechts zijn extra Marsrepen te verdubbelen naar twee. Meer niet. Tussen een Ronald van 72 kilo en een Ronald van 100 kilo zit maar 5 jaar aan 500 extra dagelijkse kilocalorieën. Dat is drie glazen druivensap per dag. Of twee gevulde koeken. Anderhalve kop Irish coffee. Een blikje cola en een toetje. Meer niet.
Het FTO-gen
Natuurlijk wordt Ronald niet dik als hij al die dingen laat staan: je krijgt alleen overgewicht als je meer eet dan je verbrandt. En hier zit meteen de crux: het is bijna onmogelijk om precies te weten hoeveel calorieën dat dan zijn. Er zijn aanzienlijke individuele verschillen in eten en verbranden. Zo is er een gen - het FTO-gen - waarvan wetenschappers ontdekten dat het samenhangt met meer snacken na een maaltijd. Kinderen die dat gen hebben, kunnen na een overvloedige lunch minder goed nee zeggen tegen een schaal koekjes. Andere genen zorgen ervoor dat de eigenaar net een paar happen meer eten nodig heeft voordat in zijn of haar brein een stevige dopaminereactie plaatsvindt. Die dopaminereactie heb je nodig voor het prettige gevoel van 'lekker te hebben gegeten'.
Ook qua verbranding en opslag zijn er individuele verschillen. Gemiddeld wordt tien procent van al het vet dat we eten meteen gebruikt. Maar de individuele variatie is groot: bij sommige mensen is dat vijf procent, bij anderen vijfendertig. Iemand uit de vijfprocentsgroep heeft dubbel pech. Het vet dat niet verbrand wordt, komt voor eventueel later gebruik terecht op diens buik of dijen, én hij heeft sneller weer honger want op korte termijn was er minder brandstof voorhanden. Nog een verschil: sommige mensen zijn meer geneigd te veel gegeten calorieën om te zetten in spieren, anderen in vet.
En dan is er nog het simpele feit dat lange, stevige, sportieve en jongere mensen gemiddeld meer verbranden dan kleine, tengere, inactieve en oudere mensen. Het gevolg van al die variatie is dat niemand weet hoeveel procent vet hij direct verbrandt en hoeveel hij opslaat. Niemand weet vooraf hoeveel calorieën hij bij zijn lengte en leeftijd exact nodig heeft. Niemand weet of hij de neiging heeft om overtollige calorieën aan te zetten als vet of als spieren.
Onduidelijke signalen
Daar komt nog bij dat ons lichaam slechter is in melden hoeveel eten we nodig hebben dan we doorgaans denken. De signalen die ons lijf geeft - nu heb ik trek, nu is het wel genoeg geweest - zijn veel minder sterk dan de signalen die uit de omgeving komen over wat een normale portie is en wanneer het tijd is om te stoppen met eten of drinken. Een voorbeeld: als een beker frisdrank bijna een liter groot is, dan zijn we geneigd hem op te drinken. Niet omdat we behoefte hebben aan een liter prik, maar omdat het nu eenmaal gewoon is om je beker leeg te drinken. Als een bordje risotto in het Italiaanse restaurant 1200 kilocalorieën bevat, dan eten we die lekker op omdat dat nou eenmaal de portie is die voor onze neus staat, niet omdat we hebben bedacht dat we met onze genetische opmaak en het feit dat we een lichte lunch hebben genuttigd nog 1200 kilocalorieën verwijderd zijn van de 2800 die we op een dag nodig hebben om op gewicht te blijven.
Geen vrouw die een beker fris na acht slokken weggooit omdat ze overtollige calorieën gemakkelijker opslaat als vet dan als spieren. Geen man die in een restaurant een kwart van zijn hoofdgerecht laat staan omdat hij kleiner en tengerder is dan zijn disgenoten. En dan kunnen de extra kilo's er vrijwel onmerkbaar in sluipen: niet omdat iemand de hele dag gebakjes eet, maar omdat we geen interne eetcomputer hebben die calorieën voor ons telt en berekent hoeveel we precies nodig hebben.
'Eet mij: de psychologie achter eten, diëten en te veel eten' (Maven Publishing) ligt vanaf vandaag in de winkel. Op 6 december is er een debatavond in De Balie over het thema: 'Te dik? Eigen schuld, dikke bult!'
Wetenschapsjournalisten Asha ten Broeke en Ronald Veldhuizen combineren in hun nieuwe boek 'Eet Mij' de nieuwste inzichten in de psychologie, genetica en fysiologie en maken zo gehakt van de vele misvattingen en fabels over eten, diëten en te veel eten. Ze laten bijvoorbeeld zien waarom eetgewoonten zo makkelijk tot stand komen en zo moeilijk zijn om af te leren, waarom dikke vrouwen minder verdienen dan dunne vrouwen en waarom dit bij mannen precies andersom is, en waarom afvallen meer afhangt van het formaat van de borden die je in huis haalt dan van hoeveel wilskracht je hebt.
Bron:
http://www.trouw.nl/tr/nl/4516/Gezo.../2012/11/17/Het-geheim-van-dunne-mensen.dhtml
Bij deze het krantenartikel:
Wanneer mensen zich voorstellen hoe iemand obees wordt, denken ze doorgaans aan iemand die de hele dag gebakjes eet en vier keer per week bij de McDonald's luncht. Om echt heel dik te worden, moet je er behoorlijk tegenaan snacken. Dat overkomt je niet zomaar. Toch?
Op het idee dat overgewicht ontstaat doordat iemand de hele dag zit te snacken en te snoepen, is wel wat af te dingen, volgens onderzoeker Klaas Westerterp van Maastricht University. Westerterp is hoogleraar humane biologie en doet al tientallen jaren onderzoek naar het energiegebruik van menselijke wezens. Kort gezegd: wat gaat erin, wat gaat eruit en wat doet dat met onze collectieve buikjes, heupen en dijen. Om dit tot in detail te bestuderen, heeft hij een bijzonder laboratorium tot zijn beschikking, waar hij ons met alle plezier een rondleiding wil geven.
Westerterp loopt richting het lab. Het eerste deel van de onderzoeksruimte die hij laat zien, is een serie kamertjes. Er staat een bed in met een bruin matras en een verwassen sprei, een bureautje en een soort campingtoilet. Het geheel is niet meer dan zes, zeven vierkante meter groot. Als het een hotelkamer was geweest, had je je bekocht gevoeld als je er tien euro voor had moeten betalen.
Het scheelt dus dat de gasten geld toekrijgen om hier te verblijven. De kamers zijn namelijk uitermate nuttig voor proefpersoononderzoek naar menselijk energiegebruik. Terwijl Westerterp de zware metalen deur dichtdoet, vertelt hij dat hiermee de kamer hermetisch afgesloten kan worden. Vanaf dat moment kan alles wat er in en uit gaat precies worden geregistreerd. De temperatuur wordt bijgehouden, zodat Westerterps team weet hoeveel warmte de proefpersoon in de kamer genereert. De uitgeademde lucht wordt opgevangen en doorgemeten, zodat ze aan de hand van de koolstofdioxide daarin kunnen berekenen hoeveel energie iemand heeft verbrand. Het eten van de proefpersoon wordt met de grootst mogelijke nauwkeurigheid afgewogen, zodat precies bekend is hoeveel calorieën aan energie erin gaat. Dankzij al deze labtechnische inspanningen heeft Westerterp een computermodel kunnen ontwikkelen dat een goed beeld geeft van het energiegebruik van de mens.
Het model
Terug in zijn kantoor laat de hoogleraar zien hoe dat model werkt. Het berekent op basis van een aantal individuele kenmerken - lengte, gewicht, geslacht, leeftijd en bewegingspatroon - hoeveel energie je lichaam per dag nodig heeft.
'Nu wordt het persoonlijk hoor', zegt Westerterp. We zitten met zijn drieën achter zijn computer, waar hij het programma heeft opgestart waarin zijn model zit verwerkt. Westerterp wil van Ronald weten hoe actief hij is, hoe lang en hoe zwaar. Ronald is 1,83 meter en 72 kilogram, zijn sportiefste prestatie is dat hij af en toe wandelt. Het model rekent uit dat Ronald voor 13,9 procent uit vet bestaat.
In beeld verschijnt hoeveel Ronald per dag moet eten om op hetzelfde gewicht te blijven: een ruime 2800 kilocalorieën per dag. Dat is meer dan we hadden verwacht; het Voedingscentrum adviseert volwassen mannen immers om er elke dag 2500 tot zich te nemen. Het is maar goed dat Ronald dat niet doet, want volgens het model van Westerterp zou hij dan slechts 55 kilo wegen en daarmee officieel te licht zijn. Sterker nog: alle mannen die langer zijn dan 1,65 meter zouden, indien ze het advies van het Voedingscentrum zouden volgen, rondlopen met ondergewicht.
Het model keert terug naar Ronald zoals hij nu is. 'Zullen we eens kijken wat er gebeurt als je elke dag een Mars erbij eet?' zegt Westerterp, terwijl hij even de energie in de chocoladereep uitrekent. Een Mars telt bijna 300 kilocalorieën. Het computermodel doet opnieuw zijn werk. Eén Mars per dag boven op Ronalds normale eetpatroon maakt hem binnen 5 jaar 14 kilo zwaarder, waardoor hij op een gewicht van 86 kilo zal eindigen. Zijn body mass index (BMI; een maat voor lichaamsgewicht) gaat van 21 naar 26, officieel overgewicht. Zijn vetpercentage stijgt bovendien met ongeveer 10 procent, naar zo'n 24 procent. Van een enkel biertje boven op zijn normale gebruik komt hij over een tijdsbestek van 5 jaar 5 kilo aan. Niet gigantisch, maar toch genoeg om precies te passen binnen de doelgroep van de slogan van het Voedingscentrum: 'Het geváár van een kilo per jáár'.
Zou Ronald doorstomen richting obesitas - gedefinieerd als een BMI hoger dan 30 en, in zijn geval, een gewicht van 100 kilo - dan hoeft hij slechts zijn extra Marsrepen te verdubbelen naar twee. Meer niet. Tussen een Ronald van 72 kilo en een Ronald van 100 kilo zit maar 5 jaar aan 500 extra dagelijkse kilocalorieën. Dat is drie glazen druivensap per dag. Of twee gevulde koeken. Anderhalve kop Irish coffee. Een blikje cola en een toetje. Meer niet.
Het FTO-gen
Natuurlijk wordt Ronald niet dik als hij al die dingen laat staan: je krijgt alleen overgewicht als je meer eet dan je verbrandt. En hier zit meteen de crux: het is bijna onmogelijk om precies te weten hoeveel calorieën dat dan zijn. Er zijn aanzienlijke individuele verschillen in eten en verbranden. Zo is er een gen - het FTO-gen - waarvan wetenschappers ontdekten dat het samenhangt met meer snacken na een maaltijd. Kinderen die dat gen hebben, kunnen na een overvloedige lunch minder goed nee zeggen tegen een schaal koekjes. Andere genen zorgen ervoor dat de eigenaar net een paar happen meer eten nodig heeft voordat in zijn of haar brein een stevige dopaminereactie plaatsvindt. Die dopaminereactie heb je nodig voor het prettige gevoel van 'lekker te hebben gegeten'.
Ook qua verbranding en opslag zijn er individuele verschillen. Gemiddeld wordt tien procent van al het vet dat we eten meteen gebruikt. Maar de individuele variatie is groot: bij sommige mensen is dat vijf procent, bij anderen vijfendertig. Iemand uit de vijfprocentsgroep heeft dubbel pech. Het vet dat niet verbrand wordt, komt voor eventueel later gebruik terecht op diens buik of dijen, én hij heeft sneller weer honger want op korte termijn was er minder brandstof voorhanden. Nog een verschil: sommige mensen zijn meer geneigd te veel gegeten calorieën om te zetten in spieren, anderen in vet.
En dan is er nog het simpele feit dat lange, stevige, sportieve en jongere mensen gemiddeld meer verbranden dan kleine, tengere, inactieve en oudere mensen. Het gevolg van al die variatie is dat niemand weet hoeveel procent vet hij direct verbrandt en hoeveel hij opslaat. Niemand weet vooraf hoeveel calorieën hij bij zijn lengte en leeftijd exact nodig heeft. Niemand weet of hij de neiging heeft om overtollige calorieën aan te zetten als vet of als spieren.
Onduidelijke signalen
Daar komt nog bij dat ons lichaam slechter is in melden hoeveel eten we nodig hebben dan we doorgaans denken. De signalen die ons lijf geeft - nu heb ik trek, nu is het wel genoeg geweest - zijn veel minder sterk dan de signalen die uit de omgeving komen over wat een normale portie is en wanneer het tijd is om te stoppen met eten of drinken. Een voorbeeld: als een beker frisdrank bijna een liter groot is, dan zijn we geneigd hem op te drinken. Niet omdat we behoefte hebben aan een liter prik, maar omdat het nu eenmaal gewoon is om je beker leeg te drinken. Als een bordje risotto in het Italiaanse restaurant 1200 kilocalorieën bevat, dan eten we die lekker op omdat dat nou eenmaal de portie is die voor onze neus staat, niet omdat we hebben bedacht dat we met onze genetische opmaak en het feit dat we een lichte lunch hebben genuttigd nog 1200 kilocalorieën verwijderd zijn van de 2800 die we op een dag nodig hebben om op gewicht te blijven.
Geen vrouw die een beker fris na acht slokken weggooit omdat ze overtollige calorieën gemakkelijker opslaat als vet dan als spieren. Geen man die in een restaurant een kwart van zijn hoofdgerecht laat staan omdat hij kleiner en tengerder is dan zijn disgenoten. En dan kunnen de extra kilo's er vrijwel onmerkbaar in sluipen: niet omdat iemand de hele dag gebakjes eet, maar omdat we geen interne eetcomputer hebben die calorieën voor ons telt en berekent hoeveel we precies nodig hebben.
'Eet mij: de psychologie achter eten, diëten en te veel eten' (Maven Publishing) ligt vanaf vandaag in de winkel. Op 6 december is er een debatavond in De Balie over het thema: 'Te dik? Eigen schuld, dikke bult!'
Wetenschapsjournalisten Asha ten Broeke en Ronald Veldhuizen combineren in hun nieuwe boek 'Eet Mij' de nieuwste inzichten in de psychologie, genetica en fysiologie en maken zo gehakt van de vele misvattingen en fabels over eten, diëten en te veel eten. Ze laten bijvoorbeeld zien waarom eetgewoonten zo makkelijk tot stand komen en zo moeilijk zijn om af te leren, waarom dikke vrouwen minder verdienen dan dunne vrouwen en waarom dit bij mannen precies andersom is, en waarom afvallen meer afhangt van het formaat van de borden die je in huis haalt dan van hoeveel wilskracht je hebt.
Bron:
http://www.trouw.nl/tr/nl/4516/Gezo.../2012/11/17/Het-geheim-van-dunne-mensen.dhtml