Fitness Seller

WW2 (3 bezoekers)

Bezoekers in dit topic

Mijn achterbuurvrouw is Hongaarse uit Roemenië. Wilt ook niets met die 'domme' Roemenen van doen te hebben.
 
Mijn achterbuurvrouw is Hongaarse uit Roemenië. Wilt ook niets met die 'domme' Roemenen van doen te hebben.
:roflol:

De wederzijdse haat is wel opmerkelijk. Ik weet niet wat daar precies speelt. Iets uit het Habsburg tijdperk? Aan het oostfront moesten ze ook altijd gescheiden worden. :emo:

In pursuing events on the Eastern front, an increasing war-weariness can be observed in parts of the Romanian Army as well as in the population. This war-weariness is due for one thing to heavy casualties, for another to the frequent and noticeable loss of confidence in the possibility of Russia ever being overpowered. The people have obviously not yet realized the true magnitude of the Bolshevist peril. The masses perceive the war as nothing but a nuisance on account of the numerous restrictions, rising prices, mobilization and bitter losses. They in no way appreciate the magnitude and significance of the war in the East. Thanks to an age-old 'hereditary enmity' nourished down to the present day by Romanian propaganda, Hungary is still viewed as the enemy. Even in the Romanian units fighting in the East, chauvinist elements in the officer corps have made out of the Hungarians as the chief adversary, suggesting that the real purpose of the Romanian fight in the East is the eventual reintegration of their detached territory - as a thank-you, so to say, for Romanian assistance.

From a report of the German General in the High Command of the Romanian Army on 5 March 1943
 
2bzL9Nt.jpg
 
Louis (95) overleefde drie concentratiekampen

370a5c76-674e-11e9-9d0f-93c72373d0bf_web_scale_0.3064067_0.3064067__.jpg

Breendonk, Buchenwald, Dora. Louis Boeckmans (95), één van de laatste getuigen van de nazigruwel, overleefde ze alledrie. “Dit is misschien wel de laatste keer dat ik mijn verhaal kan doen.”

Ik heb in mijn leven geluk gehad. Heel veel geluk.” Louis Boeckmans wordt 96 op 20 juni en hij is een tevreden man, zegt hij. Hij woont in een net huisje langs een drukke weg in Laakdal. 24 klein- en achterkleinkinderen telt zijn familie. Hij heeft een schoon leven gehad, zegt hij. Op dat ene jaar na, dat voor altijd een groot litteken blijft. Van de zomer van 1944 tot de lente van 1945 zat hij gevangen in drie concentratiekampen van de Duitsers. Hij is vandaag een van de laatste getuigen van de nazigruwel en heeft er samen met historicus Pieter Serrien een boek over geschreven.

“Ik heb veel meegemaakt, en niet van het schoonste.” Hij zegt het rustig, zonder al te veel emotie. Zoals hij dank u zegt als zijn kleindochter Lydia hem nog wat koffie inschenkt.

Hij zit in zijn living, in zijn huis, waar hij samen met zijn Germaine oud is geworden tot ze vier jaar geleden, op 8 april, stierf. Op de vensterbank schieten de sanseveria’s goed op. Zo hoort dat in een oer-Vlaams huis op de buiten, waar Bobby, zijn hond, waakt. Al doet Bobby dat niet al te fanatiek. Hij snuffelt aan elke bezoeker, ligt in de zetel en puft wat. “Een brave hond, maar hij luistert niet.” Louis blaast en haalt de schouders op. “Och. Als het dat maar is.”

Er moet véél gebeuren in de wereld om Louis nog uit zijn hum te krijgen. Hij is een overlever van de nazikampen. Kampen. Meervoud. Breendonk, Buchenwald en Blankenburg-Dora. In die volgorde. Louis heeft ze alle drie van de binnenkant gezien en ze overleefd, al scheelde het niet veel. “Twee dagen langer en je was dood geweest, zei de Zweedse dokter die me mee hielp te bevrijden.” Pijn, honger en constante doodsangst. Dat was het, zegt hij. “Het koud zweet bestaat. Ik heb het gevoeld, een jaar lang.” Hij haalt de schouders nog eens op. “Niemand kan ooit begrijpen wat dat is. Je moet het meegemaakt hebben.”

Het heeft zijn tijd geduurd voordat Louis iets kon vertellen over wat hij heeft meegemaakt tussen 11 juli 1944 en 30 april 1945. “Ik kon het niet en de mensen zouden me toch niet geloven, dacht ik. Over die kampen werd toen niet veel verteld. De mensen wisten niet dat ze bestonden, en toen ze het wel wisten, wilden ze het misschien wel niet weten. En ik had het eigenlijk ook niet nodig om erover te praten. Thuis werd daar niets over gezegd. Het was gebeurd en het was gedaan. Klaar. Zeker mijn vrouw wilde daar weinig van horen.”

Louis heeft heel lang nachtmerries gehad. Dat ze hem achtervolgden en wilden pakken en opsluiten. Hij werd dan gillend wakker. Elke nacht. Nu gaat het beter.

“Het is ook al zo lang geleden. Het slijt allemaal. Maar af en toe schiet ik nog eens wakker. En overdag dwalen mijn gedachten soms af naar toen.” Dan ziet hij die SS’ers weer die hem en zijn broer thuis kwamen oppakken. Op 11 juli 1944 was dat.

“Ik was al twee jaar bij de Witte Brigade, de weerstand. In het dorp wisten ze dat, en dus was ik ondergedoken. Ik deed nachtwerk en woonde bij mijn tante, in het geniep. Die morgen was ik naar het huis van mijn ouders gegaan met mijn vuile was. Op de fiets. Het buurmeisje – ze hield aan met een Duitse soldaat – had me gezien en heeft dat gebrieft aan de Duitsers. Ze had gezegd dat ik een wapen had en een zender.” De Duitsers vielen met veel geweld het huis binnen. Louis en zijn oudere broer Jef, ook een weerstander, kregen een pak slaag en werden naar het hoofdkwartier van de Gestapo in Hasselt gebracht.

Het buurmeisje dat hem verraden had, heeft hij nooit meer teruggezien. “Ik wilde dat ook niet. Het is onvergeeflijk wat ze gedaan heeft, maar wat schiet ik ermee op om haar te willen zien? Een paar weken nadat Jef en ik waren opgepakt, is haar broer doodgeschoten. Daarna is ze naar Duitsland verhuisd. Daar heeft ze na de oorlog vijf jaar gekregen. Dat is alles wat ik weet. Ik neem haar familie niets kwalijk. Haar ouders en haar twee zussen konden er ook niets aan doen.”

Louis en zijn broer kwamen in Breendonk terecht. “We wisten niet wat dat was, Breendonk. Niemand wist dat toen. Een gevangenis, of zoiets. Het eerste wat ze deden, was mijn haar afscheren. Ik had een schone bos haar. Ik vond dat heel erg. Echt. En daarna hebben ze me in een isolatiecel gestopt. Mijn broer moest met de rest van de hoop naar een zaal met stapelbedden.” Urenlang heeft Louis daar in afzondering gezeten. Of beter: gestaan. “Ik mocht niet gaan zitten. En ik mocht niet tegen de muur leunen. Die was wit gekalkt. De Duitsers kwamen geregeld controleren en als ze witte sporen op je kleren zagen, dan sloegen ze. Met de blote vuist of met een stok.”

Die afzondering duurde een hele dag en nacht. Waarom, dat wist hij niet. “Ik dacht dat het normaal was. Pas later hoorde ik van de kameroverste dat ze dat deden om me murw te krijgen voor een verhoor. Het was een deel van de foltering. Maar ik ben nooit verhoord. Ook later niet. Ik vraag me nog altijd af hoe dat komt. Het is er nooit van gekomen, denk ik.”

“Maar ik ben er wel blij om. Want ik heb mannen gezien na zo’n verhoor. Bont en blauw. Vol bloed. Geen plekje op hun lijf dat niet geschonden was. Met brandwonden van sigarettenpeuken en al. En sommigen werden naar de koer geleid. We hoorden hun voetstappen dan. En daarna een schot. Dood. Ze kwamen ook geregeld mannen halen. Alleen al het gerammel van de sleutels kneep je keel dicht van de schrik. Elke keer opnieuw dacht ik dat het mijn toer wel zou zijn. We stonden daar allemaal te beven, altijd. Pure doodsangst. Het koud zweet. En dan waren er van die sadisten die gewoon voor de lol met hun sleutels begonnen te rammelen. Lachend gingen ze weg.”

De twee weken in Breendonk waren echt een nachtmerrie. En toen, op 8 augustus, moest hij er weg. De trein op. “Naar Duitsland. Nach unsere Heimat, zei een SS’er. Dat dat Buchenwald was, zei hij er niet bij. En als hij het gezegd zou hebben, wisten we toch niet wat dat was. We waren blij dat we daar weg waren.”

“In die treinwagon, een beestenwagen, stonden we opeengepakt. Niemand kon zitten. Het stonk er en het was bloedheet. Maar mijn broer en ik hadden goede hoop. Waar we ook naartoe gingen, slechter dan in Breendonk kon het niet zijn. Daar ging geen dag voorbij of we kregen slaag. Het kon alleen maar beter worden, zei ik tegen mijn broer. Dat is lelijk tegengevallen.”

In Breendonk was Louis’ nummer 3253, in Buchenwald werd dat 76076. “Onze naam bestond niet meer. We moesten dat nummer zelf op ons zebrakostuum naaien. En een rode driehoek met een B erop, het teken dat we van het Belgische verzet waren. Jef en ik zijn altijd samen gebleven (Jef overleed zo’n tien jaar geleden, nvdr.). Les deux frères noemden ze ons – er waren veel Waalse gevangenen.”

“In Buchenwald zag je geen SS’ers. De bewakers, de kapo’s, waren medegevangenen, doorgaans bandieten en gangsters. In Breendonk was er ook zo eentje. Valère Devos, heette hij. Een beroepsmilitair die in Spanje met Franco had gevochten, maar aangeschreven stond als communist. Hij was kameroverste en nam die taak heel serieus. Als iemand iets slechts over de Duitsers zei, briefte hij dat door. Er zijn veel mannen die daardoor een pak slaag hebben gekregen. Of erger. En Devos sloeg er zelf ook op. Hij heeft zelfs een jongen doodgeslagen in Breendonk.”

“Na de oorlog kreeg hij daarvoor de doodstraf. Bij verstek, want ze wisten niet waar hij was. Wij wel. Hij was met ons meegegaan naar Buchenwald, in hetzelfde konvooi. In Duitsland deed hij net hetzelfde. Op een dag hebben een paar gevangenen die hij had mishandeld, hem doodgeslagen. Of gewurgd, dat kan ook. Ik was er niet bij en er werd van alles verteld.”

Er hing een scherpe geur in Buchenwald. De geur van verbrande lijken, maar dat wist hij toen niet. Joden heeft Louis daar niet veel gezien, zegt hij. Die werden ondergebracht in een ander deel van het kamp. “We wisten niet wat er met hen gebeurde. We hadden geen contact en wij moesten daar heel hard werken. En na een week of twee werd ik met mijn broer overgeplaatst naar het kamp van Blankenburg, een subkamp van Dora.”

“Er liep daar een hoop volk rond. Burgers. We werden er verhandeld als slaven op de markt. Iedereen die werkvolk nodig had, kon ons uitkiezen. Zo ben ik terechtgekomen in het Kommando K, van de organisatie TODT, die van de Atlantikwall (verdedigingslinie aan de West-Europese kusten, nvdr.).”

“Het was zwaar werk. Van zes tot zes, wagons met bouwmaterialen lossen. Daar zijn de eerste doden bij ons in de groep gevallen. Op een middag stonden we aan te schuiven voor de soep. We moesten in rijen van vijf staan. Schoon recht, want een scheve rij, daar konden die mannen niet tegen. In de lijn achter mij was een Oostenrijkse SS’er met zijn geweer aan het porren tegen iemand, omdat hij niet helemaal in de rij stond naar zijn goesting. Ineens ging dat geweer af. Twee mannen vielen neer. Maurice, een Waal die in het circus werkte, was onmiddellijk dood. De andere jongen is iets later gestorven.”

“We stonden daar allemaal te bibberen van de schrik. Maar niemand zei er iets van. Ook niet achteraf. Het was zo. Je kon elk moment dood zijn en niemand kon daar iets aan doen. Dus zwegen we. De dood was er altijd en je moest maar hopen dat het niet aan jou was.”

In Blankenburg begon de aftakeling echt. “We werden allemaal zwakker en zwakker. Eten was er nauwelijks. Eikelkoffie, een homp brood en af en toe wat waterige soep van rapen, een beetje zoals het eten dat we thuis aan de koeien gaven. Iedereen begon ziek te worden. Tyfus, buikloop. En we bleven slaag krijgen. Elke dag werden mensen afgevoerd naar het hospitaal. Eigenlijk was dat gewoon een tent. Veel verzorging kwam daar niet aan te pas. Er was niks.”

“Op een morgen, na een nachtshift, zag ik op de terugweg naar onze barak een halve appel op de straat liggen. Zonder al te veel na te denken, raapte ik hem op. Een Duitser had dat gezien. Op het appél moest ik austreten, zoals ze dat noemden, uit de rij naar voor gaan. 76076, riep de kapo. Dat was ik. Ze namen me mee. Ik moest mijn broek afdoen en ik kreeg 25 stokslagen omdat ik die appel had opgeraapt. Ik kon een week niet meer zitten of liggen.”

“Otto heette de man die me heeft geslagen. Hij moest, anders ging hij er zelf aan. De mensen hebben me al vaak gevraagd waarom ik die mannen niet haat. Ze hebben van mijn leven een hel gemaakt, maar ze hadden geen keuze. In Breendonk waren de vuurpelotons gewone soldaten van de Wehrmacht. Als die niet schoten, werd hun geweer gecontroleerd en als er niets mee aan de hand ging, kregen ze zelf een kogel.”

“Alleen die SS’ers die voor hun plezier mensen doodschoten of tot moes sloegen, die waren écht door en door slecht. Zoals die kerel die mijn gezicht tegen de muur smakte omdat ik opzij keek om te zien of mijn broer er was. Mijn wenkbrauw lag open, mijn kaak was uit de kom. Verdoeme, dat deed pijn. Maar naast die sadisten waren er ook anderen. Eentje moest mij in Blankenburg stokslagen geven. Hij heeft dat niet gedaan. Ik moest manken toen we weer naar buiten gingen, zei hij. Als het moet, kan ik redelijk goed komedie spelen.” (lacht)

De vingers van Louis zijn merkwaardig glad en zijn rechterarm kan hij niet strekken. “Cadeaukes van Blankenburg-Dora”, zegt hij. “We moesten daar eerst slapen op rot stro in tenten. In augustus gaat dat nog, maar in november is het daar om te bevriezen. Toen verhuisden we naar barakken. Zonder vensters of deuren. Mijn broer en ik kropen dicht bij elkaar, onder onze deken. Het was min 20. Mijn vingers lagen helemaal open en waren bevroren. Mijn tenen ook. Nu zie je het er nog aan. Het littekenweefsel gaat nooit meer weg.”

“En kijk eens.” Louis strekt zijn arm. Aan zijn elleboog is er een vreemde kromming. “Ook van Blankenburg. We moesten met drie man een smalspoorwagon vol kiezel vooruitduwen. Ik gleed uit en viel ongelukkig op mijn arm. Uit de kom. Ik kan u niet zeggen hoeveel pijn dat wel deed. Ik draaide bijna van mijne sus. Maar ik moest doordoen, want anders schoten ze me dood. Ik heb die pijn verbeten. Toen ik een paar maanden later werd bevrijd en in een Zweeds hospitaal terechtkwam, was het al te laat. Het was weer aan elkaar gegroeid. Krom. Ik heb er nu nog altijd last. De laatste tijd wordt het erger en erger. Er zit artrose in.”

Louis vertelt zijn verhaal alsof het iemand anders is overkomen. “Ja, het heeft veel littekens nagelaten. Ik kan dat nooit van mijn leven vergeten. En het heeft lang geduurd voordat ik er met iemand kon over praten. Ik ben lang gids geweest in Breendonk. Dat heeft me wel geholpen om het te verwerken. En ik heb altijd geweigerd om naar Buchenwald of Blankenburg te gaan. Ik wil dat daar nooit meer zien. Volgens mij heeft dat ook geholpen om er tegen te kunnen.”

“Overigens, ik ben daar nooit gestorven, hè. Dat is pas veel later gebeurd. In 1989. Ah, ik zie dat ge grote ogen trekt. Ja. In 1989 ben ik twee keer dood geweest. En zie mij hier zitten. Levend en al.” De pretlichtjes in zijn ogen schitteren. “Ik heb een hartstilstand gekregen in het ziekenhuis, dertig jaar geleden. Ik was weg, zei de verpleegster. En iets later nog eens. Ze hebben me twee keer teruggehaald. Met hartmassage en zo. Mijn ribben waren allemaal gekneusd, maar dat kon me niet schelen. Ik leefde nog. De dokter zegt dat ik een medisch mirakel ben. Och, ik heb gewoon heel veel geluk gehad. Dat is alles.”

Hij haalt zijn schouders op en zucht nog eens. “Spijt? Nee. Ik ben bij de Witte Brigade gegaan en heb daar geen spijt van. Wat daarna is gebeurd, is gebeurd. Maar ik zou het morgen opnieuw doen. Direct. Dit is misschien wel de laatste keer dat ik mijn verhaal kan doen. Ik wil dat doen. Het moet. Niemand mag ooit vergeten wat mensen elkaar kunnen aandoen. Het is hoog tijd dat we weer wat vriendelijker zijn voor elkaar.”
 
:roflol:

De wederzijdse haat is wel opmerkelijk. Ik weet niet wat daar precies speelt. Iets uit het Habsburg tijdperk? Aan het oostfront moesten ze ook altijd gescheiden worden. :emo:
Ineens na een pennenstreek waren ze in Roemenië na de ineensorting van Oostenrijk-Hongarije. Tel daarbij op het assimileren onder Ceaucescu.

Ik vind zelf Duitsers in Roemenië wel een interessante minderheid. Volgens mij is of was de Roemeense president ook van Duitse komaf.
 
De haat tijdens de oorlog had ook hiermee te maken:

l6poUP9.jpg


1zFKAqw.jpg
 
Ik vraag me toch vaak af waarmee de heren na WWI bezig waren. :thinking:

3,3 miljoen Hongaren woonden buiten het nieuwe Hongarije. 3,1 miljoen (grotendeels) Oostenrijkers werden deel van Tsjecho-Slowakije.

Zuid-Tirol werd geannexeerd door Italië. België annexeerde Eupen-Malmedy terwijl het totaal geen waarde had. De Westhoek is er niet sneller door heropgebouwd in ieder geval.

Ik kan niet meteen een fatsoenlijk etnische kaart van Weimar en Polen vinden, maar daarop zou te zien moeten zijn dat er aan de grensstreek wellicht iets teveel Duitsers buiten Duitsland en Polen buiten Polen werden geplaatst.

Enzovoort, enzoverder...

Hoezo dachten ze dat dit geen wrevel zou opwekken? :emo:
 
De grens met Polen kon wel beter, maar aan al die kleine enclaves was ik ook niet begonnen. Daarvoor zou je eerder kleine volksverhuizingen kunnen adviseren. (niet opleggen)

Die Wolga 'Duitsers' waren wel zwaar de klos. Allemaal deporteert door Joske. Waardoor er veel zijn gestorven.
 
Heeft Hitler écht zelfmoord gepleegd in Berlijnse bunker en hoe deed hij dat dan?

20b8d8f4-2d24-11e8-880e-97f285e6b0c3_web_scale_0.5390836_0.5390836__.jpg

Hoe zagen de laatste dagen en uren van Adolf Hitler er écht uit? Daar doen al jaren heel wat complottheorieën de ronde over. Maar in wetenschappelijk onderzoek werden nu voor eens en voor altijd de puntjes op de i gezet. Het resultaat van dat onderzoek staat in een nieuw boek: “De dood van Hitler, het ware verhaal”, geschreven voor Jean-Christophe Brisard en Lana Parshina. Eén ding wordt al snel duidelijk: Hitler stierf wel degelijk op 30 april 1945, in de late namiddag, in een bunker. En hij deed het zichzelf aan. Hoe het komt dat de twee schrijvers daar zo zeker van zijn, lees je hier.

Christophe Brisard en Lana Parshina trekken in april 2016 samen met wetsdokter Philippe Charlier naar Rusland, naar het Rijksarchief in Moskou. Daar krijgen ze een doosje uit de jaren ‘90 in handen. Het lijkt op een alledaags doosje, waar destijds floppy-diskettes werden ingestoken. Maar het is allesbehalve banaal. Het bevat stoffelijke resten, een stukje schedel, van Adolf Hitler, de man die miljoenen mensen de dood injoeg, een van de grootste politieke monsters ooit op onze planeet.

Daarna krijgen ze nog een sigarendoosje te zien, eentje waar de onderkaak van Hitler in zit. Of dat wordt toch beweerd door de Russen. Het stuk schedel of de onderkaak meenemen voor onderzoek, mag het trio niet. Stalen nemen om DNA te kunnen vergelijken, en vast te stellen dat het wel degelijk om stoffelijke resten van Hitler gaat, mag ook niet. Foto’s nemen mogen de drie wél doen. En dat doen ze ook. Die foto’s kan Charlier uiteindelijk vergelijken met röntgenfoto’s van het gezicht van Hitler die eind 1944 werden gemaakt. En wat blijkt? De bewaarde onderkaak is wel degelijk dat van Hitler.

Maar om te weten hoe hij (of toch zijn stoffelijke resten) daar is terechtgekomen, moeten we terugkeren naar 1945, het jaar waarin de Führer stierf. In april 1945 leeft Hitler al een paar maanden ‘onder de grond’. Zijn Derde Rijk staat op het punt te vallen. Samen met de resterende kopstukken van Nazi-Duitsland (onder andere Speer, Himmler, Goering, Goebbels en Bormann) zit Hitler al even in een illustere Berlijnse bunker. Wanneer blijkt dat een van zijn generaals een bevel (om de zuidoostflank van het Rode Leger aan te vallen) niet heeft opgevolgd, wordt hij furieus. Hij beseft dat hij niet alleen aan de verliezende hand is, maar dat zijn Derde Rijk zal ophouden te bestaan. “De oorlog is verloren, maar ik vlucht niet”, zo zou Hitler toen gezegd hebben. “Ik schiet me nog liever een kogel door de kop.”

Of hij dat ook echt gedaan heeft, is jarenlang voer voor speculatie. Vlak voor de capitulatie had hij zichzelf namelijk samen met Eva Braun, met wie hij een paar dagen eerder was getrouwd, opgesloten. Hitler had intussen zijn chauffeur om benzine gestuurd. Daarmee zou hij hem en Eva in brand steken, na hun zelfmoord, want hij wilde absoluut niet in handen vallen van het Sovjet-leger.

Op 1 mei 1945 meldt de Duitse Grootadmiraal Dönitz alleszins op de radio dat Hitler dood is. Maar echte bewijzen zijn daar niet van. Op beelden die de Sovjet-Unie na de val van het Derde Rijk de wereld instuurt, zijn de lichamen van propagandaminister Goebbels en zijn vrouw te zien. Ze liggen dood vlakbij Hitlers bunker. Binnen in de bunker liggen de lichamen van de zes kinderen van het koppel. Van Hitler zelf geen spoor. Al snel wordt gezegd dat de boodschap dat de Führer gestorven is, een truc is, om hem te kunnen doen ontsnappen.

Wanneer op 4 mei twee verbrande lichamen gevonden worden, wordt daar niet veel aandacht aan besteed. Tot een assistente van de tandarts van Hitler bij de stoffelijke resten de tandprothesen van Hitler herkent. Na een autopsie is de doodsoorzaak niet meteen duidelijk. De wetsdokter concludeert: de twee zijn gestorven door het innemen van cyaankali. Dat Hitler dit gif in de dagen voor zijn dood al getest had op zijn hond, doen het vermoeden toenemen dat de dictator wel degelijk op deze manier om het leven kwam.

Hoewel dit ook in het rapport stond dat Sovjet-leider Stalin in handen kreeg, blijft die zand in de ogen strooien van de rest van de wereld en communiceren aan de geallieerden dat Hitler ontsnapt is. “Hij is gevlucht naar Japan of naar Argentinië. Of misschien zit hij bij Franco in Spanje. Hij houdt zich verborgen”, zo beweert Stalin.

Wat hij niét zegt is dat de contra-spionagedienst van de Sovjet-Unie de 2 verbrande lichamen intussen heeft begraven vlakbij Berlijn. Nadien werden de lijken nog twee keer herbegraven, op een andere plaats. Uiteindelijk komen de lichamen terecht op een militair domein in Magdeburg. Ook de familie Goebbels wordt daar begraven.

Maar dat weet de buitenwereld niet. Tot er her en der verhalen opduiken van wat er met Hitler zou gebeurd zijn, onder andere via overlevenden die een tijdje mee in de bunker van Hitler zaten. Op basis van die getuigenissen besluit historicus Hugh Trevor-Roper dat Hitler geen zelfmoord pleegde door cyaankali in te slikken, maar wel door zichzelf in de mond te schieten met een pistool.

Maar ook dat wordt weer weerlegd: wanneer twee stukken schedel die gevonden werden bij de verbrande lichamen aan elkaar worden gezet, vindt de NKVD (de voorloper van de Russische KGB en huidige FSB) er een kogelgat in.

Vier grote scenario’s dus. Hitler nam cyaankali en stierf zo. Hij stierf door een kogel door de mond. Hij pleegde zelfmoord met een schot tegen de slaap. Of: hij kon ontsnappen en verborg zich al die tijd.

De Russen houden die laatste versie vol. “Hitler is nooit gevonden”, klinkt het daar. Dat stelt de Sovjet-Unie in staat om in alle geheim de lichamen die in Magdeburg begraven werden in 1970 op te graven en te verbranden, op een paar stukken na: de onderkaak en een stuk schedel blijven bewaard.

Ze komen terecht in het Russische Rijksarchief. Uiteindelijk gooien de Russen het toch over een andere boeg en luidt het tijdens een expo over ‘de Ondergang van het Derde Rijk’ dat de schedel en de onderkaak die van Hitler zijn. DNA-onderzoek is niet nodig, volgens de Russen. “We zijn zeker dat ze afkomstig zijn van de Führer”.

Maar echt bewijs is er dus niet, enkel het woord van de Russen. Tot nu dus. We keren terug naar het begin van dit artikel, naar april 2016. Het onderzoek van Christophe Brisard, Lana Parshina en Philippe Charlier brengt hen tot in het Rijksarchief in Moskou. Dat gebeurt niet zomaar. De drie hebben meer dan 2 jaar non-stop moeten onderhandelen met de Russische autoriteiten om toegang te krijgen tot het ‘bewijsmateriaal’ van Hitler.

Maar die toegang krijgen ze dus, uiteindelijk, waarna Charlier kan concluderen dat de onderkaak wel degelijk van Hitler is. De onderkaak meenemen, mocht dus niet, ze aanraken wél. En dat heeft Charlier nog een stap dichter gebracht bij het uiteindelijke bewijs van de doodsoorzaak van Hitler. Door de onderkaak vast te nemen, bleken er namelijk minuscuul kleine deeltjes tandsteen achtergebleven te zijn op zijn handschoen. Dat tandsteen blijkt tandsteen te zijn van een vegetariër. Er werden namelijk geen sporen van vlees gevonden te zijn. Dat komt overeen met de levensstijl van Hitler: hij at namelijk geen vlees. Charlier onderzocht het tandsteen ook op resten van een vuurwapen. Dat zou hij moeten detecteren moest Hitler zichzelf door de mond geschoten hebben. Charlier vond niks. Resten van cyaankali kon Charlier ook niet vinden.

Charlier, Parshina en Brisard kunnen niet anders dan concluderen: Hitler stierf door een schot door de slaap. Het volledige relaas van hun zoektocht en onderzoek is te lezen in ‘De dood van Hitler: het ware verhaal’ van Lana Parshina en Jean-Christophe Brisard.

Blijkbaar toch een goed verdienmodel dit soort overbodige boeken. Terwijl er nog allerlei leegtes zijn die moeten worden opgevuld. :(
 
Behalve dat ze daar een vreemd allegaartje op de beklaagdenbank hadden zitten, waren de opgelegde straffen ook een rommeltje. Dat had mijns inziens zo goed als zeker te maken met achterkamer onderhandelingen.

Was het niet van de Sovjets geweest dan was hij wellicht wel vrijgelaten.
 
Eensch

Overigens zou je ook kunnen stellen dat de doodstraf voor Streicher te zwaar was. Het was natuurlijk wel een volslagen idioot. Als een krant zoals Der Stürmer de cultuur was waarvoor ze vochten aan het front... :emo:

Streicher's finest hour:
On 30 August 1935, Julius Streicher held a rally in Hamburg. Party comrades were told that attendance at the rally was compulsory; a massive advertising campaign offered tickets at 10 Reichsmarks apiece to the unemployed. Twenty thousand people attended, many of them in SA, SS, Hitler Youth, Labour Service or other uniforms, strategically placed in the audience to lead the applause at preordained points in Streicher's speech. Working his voice up to a deafening bellow, Streicher inveighed against foreign correspondents who criticized Nazi antisemitism. 'I say here', he shouted, 'that we do what we want with the Jews in Germany!' As his speech went on, so a listener reporting secretly to the exiled Social Democrats in Prague observed, he became more and more obscene, not only declaring that hundreds of German women had been raped by Jews, but also giving graphic details of these supposed crimes. When one girl gave birth to a baby nine months after marrying a Jew, he went on, 'what lay there in the crib, comrades?! A little ape!' Some of the listeners walked out at this; others, drafted in from the Labour Service, had apparently long since fallen asleep.

:roflol:

Even ter vergelijking, de hoofdredacteur van Das Schwarze Korps (Gunter d'Alquen) is er met een gevangenisstraf vanaf gekomen. Terwijl de artikelen toch van gelijkaardige strekking waren en de doelgroep de Holocaust uitvoerde.

8Kr3JUP.jpg
 
UxQ5f6Q.jpg


Engel des doods :bang:
 
Schindler's list zou vast populairder geweest zijn als ze het niet in dat debiele zwartwit hadden gefilmd. Wie verzint zoiets nou
 
Mensen waren blij dat ze een kleurentv hadden in die tijd (misschien al ff eerder} Komt die ET knakker ff weer naar zwartwit overschakelen.

WW2 docs in colour zijn ook veel 'leuker' om te zien.
 
Naast de stilistische argumenten was er volgens mij ook wel een commercieel argument. Doordat het rood van bloed wordt gecamoufleerd kwam de film door bepaalde filmkeuringen en age ratings heen, met name in die gekke US. Geldt ook voor Raging Bull bvb
 
Back
Naar boven