- Lid geworden
- 7 mei 2003
- Berichten
- 20.935
- Waardering
- 13
AMSTERDAM, 1 JULI. Er is geen bewijs dat meer ontwikkelingshulp leidt tot meer welvaartsgroei in de ontvangende landen, ook niet in landen met een behoorlijk bestuur. Dit concludeert het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
De bevindingen staan in een drietal studies die het IMF heeft gepubliceerd aan de vooravond van een G8-bijeenkomst van de regeringsleiders en staatshoofden van de zeven grootste industrielanden en Rusland. De G8 vergadert volgende week in het Schotse Gleneagles onder Brits voorzitterschap. De publieke druk op de G8 om de hulp aan de armste landen, met name in Afrika fors op te voeren is groot. Dit weekeinde vindt wereldwijd een serie Live 8-popconcerten plaats en volgende week zijn grote demonstraties gepland rond Edinburgh, in de buurt van Gleneagles.
Het Britse voorzitterschap heeft de grotere inspanning op het gebied van ontwikkelingshulp bovenaan de agenda gezet. Twee weken geleden kwamen de G8 na een bijeenkomst van de ministers van Financiën al een kwijtschelding overeen van 34 miljard euro aan schulden die de allerarmste landen hebben uitstaan bij de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.
Het IMF waarschuwt bij monde van topeconoom Raghuram Rajan, voor te hoge verwachtingen van het opvoeren van de ontwikkelingshulp. De onderzoeken suggereren dat er bij ontwikkelingslanden ,,geen robuuste samenhang'' bestaat tussen de mate van ontvangen ontwikkelingshulp en de bereikte welvaartsgroei. Daarbij maakt het niet uit welke donor de hulp geeft, waarvoor de hulp wordt ingezet, of het ontvangende landen een behoorlijk bestuur heeft of niet, het klimaat al dan niet tropisch is en over welke tijdsperiode het effect is gemeten.
Het IMF geeft aan dat de positieve effecten van hulp teniet worden gedaan door de negatieve invloed op de concurrentiepositie van het ontvangende land, en de verschuiving van de inzet van (geschoolde) mensen en middelen van de productieve sector naar de publieke sector waar de ontwikkelingsprojecten zich vaak concenteren. Dit fenomeen wordt ook wel de Dutch disease genoemd, naar het uithollend effect dat grote aardgasvondsten in de jaren zeventig hadden op de Nederlandse economie.
,,Nu de wereld zich opmaakt voor een massale nieuwe hulpinspanning, en hulp politiek in de mode is'', waarschuwt Rajan, ,,is er de neiging om de mislukkingen uit het verleden te wijten aan een gebrek aan middelen of goede bedoelingen.'' Een voorzichtige aanpak, met oog voor het vermogen van landen om meer hulp te absorberen, is volgens het IMF beter.
NRC Handelsblad
De bevindingen staan in een drietal studies die het IMF heeft gepubliceerd aan de vooravond van een G8-bijeenkomst van de regeringsleiders en staatshoofden van de zeven grootste industrielanden en Rusland. De G8 vergadert volgende week in het Schotse Gleneagles onder Brits voorzitterschap. De publieke druk op de G8 om de hulp aan de armste landen, met name in Afrika fors op te voeren is groot. Dit weekeinde vindt wereldwijd een serie Live 8-popconcerten plaats en volgende week zijn grote demonstraties gepland rond Edinburgh, in de buurt van Gleneagles.
Het Britse voorzitterschap heeft de grotere inspanning op het gebied van ontwikkelingshulp bovenaan de agenda gezet. Twee weken geleden kwamen de G8 na een bijeenkomst van de ministers van Financiën al een kwijtschelding overeen van 34 miljard euro aan schulden die de allerarmste landen hebben uitstaan bij de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.
Het IMF waarschuwt bij monde van topeconoom Raghuram Rajan, voor te hoge verwachtingen van het opvoeren van de ontwikkelingshulp. De onderzoeken suggereren dat er bij ontwikkelingslanden ,,geen robuuste samenhang'' bestaat tussen de mate van ontvangen ontwikkelingshulp en de bereikte welvaartsgroei. Daarbij maakt het niet uit welke donor de hulp geeft, waarvoor de hulp wordt ingezet, of het ontvangende landen een behoorlijk bestuur heeft of niet, het klimaat al dan niet tropisch is en over welke tijdsperiode het effect is gemeten.
Het IMF geeft aan dat de positieve effecten van hulp teniet worden gedaan door de negatieve invloed op de concurrentiepositie van het ontvangende land, en de verschuiving van de inzet van (geschoolde) mensen en middelen van de productieve sector naar de publieke sector waar de ontwikkelingsprojecten zich vaak concenteren. Dit fenomeen wordt ook wel de Dutch disease genoemd, naar het uithollend effect dat grote aardgasvondsten in de jaren zeventig hadden op de Nederlandse economie.
,,Nu de wereld zich opmaakt voor een massale nieuwe hulpinspanning, en hulp politiek in de mode is'', waarschuwt Rajan, ,,is er de neiging om de mislukkingen uit het verleden te wijten aan een gebrek aan middelen of goede bedoelingen.'' Een voorzichtige aanpak, met oog voor het vermogen van landen om meer hulp te absorberen, is volgens het IMF beter.
NRC Handelsblad