XXL Nutrition

Heel artikel voor de liefhebbers:Genotropin

Bezoekers in dit topic

SAHR

Advanced Bodybuilder
15 jaar lid
Lid geworden
10 apr 2004
Berichten
1.303
Waardering
1
Genotropin
Pfizer B.V.
H4C


--------------------------------------------------------------------------------

--------------------------------------------------------------------------------

2 Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling
Recombinant somatropine
Presentatievormen

1. Genotropin 0,7 mg KabiQuick

Tweekamer ampul in een wegwerpspuit. De ampul bevat 0,7 mg somatropine.

2. Genotropin 1 mg KabiQuick

Tweekamer ampul in een wegwerpspuit. De ampul bevat 1 mg somatropine.

3. Genotropin 1,3 mg KabiQuick

Tweekamer ampul in een wegwerpspuit. De ampul bevat 1,3 mg somatropine.

4. Genotropin 1,3 mg KabiVial

Tweekamer ampul in een menghouder. De ampul bevat 1,3 mg somatropine.

5. Genotropin 1,3 mg

Tweekamer ampul, voor gebruik in een menghouder, Genotropin Mixer.

De ampul bevat 1,3 mg somatropine.

6. Genotropin 5,0 mg KabiVial met conserveermiddel. Tweekamer ampul in een menghouder.

De ampul bevat 5,0 mg somatropine.

7. Genotropin 5,0 mg met conserveermiddel. Tweekamer ampul, voor gebruik in een injectiesysteem of in een menghouder, Genotropin Mixer. De ampul bevat 5,0 mg somatropine.

8. Genotropin 5,3 mg KabiVial met conserveermiddel. Tweekamer ampul in een menghouder.

De ampul bevat 5,3 mg somatropine.

9. Genotropin 5,3 mg met conserveermiddel. Tweekamer ampul, voor gebruik in een injectiesysteem of in een menghouder, Genotropin Mixer. De ampul bevat 5,3 mg somatropine.

10. Genotropin 12 mg met conserveermiddel. Tweekamer ampul, voor gebruik in een injectiesysteem of in een menghouder, Genotropin Mixer. Of tweekamer ampul in een menghouder, KabiVial.

De ampul bevat 12 mg somatropine.

3 Farmaceutische vorm
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
4 Klinische gegevens
4.1 Therapeutische indicaties
Kinderen
Groeistoornissen tengevolge van een insufficiënte productie van groeihormoon en groeistoornissen als gevolg van Turner-syndroom of chronische nierinsufficiëntie.

Prader-Willi-syndroom (PWS), ter verbetering van groei en lichaamssamenstelling. De diagnose PWS dient te worden bevestigd door middel van geschikte genetische testen.

Volwassenen

Genotropin is geïndiceerd voor substitutietherapie bij volwassenen met een duidelijke groeihormoondeficiëntie aangetoond met behulp van twee verschillende dynamische tests voor groeihormoondeficiëntie. Patiënten moeten bovendien aan de volgende criteria voldoen.

Groeihormoondeficiëntie stammend uit de kinderjaren:

Patiënten die als kind werden gediagnosticeerd als groeihormoondeficiënt, moeten opnieuw worden getest en hun groeihormoondeficiëntie bevestigd alvorens substitutietherapie met Genotropin wordt begonnen.

Groeihormoondeficiëntie ontstaan op volwassen leeftijd:

Patiënten moeten groeihormoondeficiënt zijn als gevolg van hypothalamisch of hypofysair lijden en ten minste in één ander hormoon (behoudens prolactine) deficiënt zijn. Adequate substitutietherapie hiervoor moet ingesteld zijn alvorens met de behandeling met groeihormoon mag worden begonnen.

4.2 Dosering en wijze van toediening
De dosis en het toedieningsschema moeten worden geïndividualiseerd.
De injectie moet subcutaan worden gegeven en de injectieplaats moet worden gevarieerd om lipoatrofie te vermijden.

Groeistoornissen ten gevolge van onvoldoende productie van groeihormoon bij kinderen: in het algemeen wordt aanbevolen een dosis van 0,025 - 0,035 mg/kg lichaamsgewicht per dag, ofwel 0,7 - 1,0 mg/m* lichaamsoppervlak per dag. Zelfs hogere doses zijn toegepast.

Prader-Willi-syndroom, ter verbetering van groei en lichaamssamenstelling bij kinderen: in het algemeen wordt een dosis van 0,035 mg/kg lichaamsgewicht per dag ofwel 1,0 mg/m* lichaamsoppervlak per dag aanbevolen. De dagelijkse dosis mag niet hoger zijn dan 2,7 mg. De behandeling dient niet te worden gebruikt bij kinderen met een groeisnelheid van minder dan 1 cm per jaar en wanneer de epifysairschijven bijna zijn gesloten.

Groeistoornissen ten gevolge van Turner-syndroom: er wordt een dosis van 0,045 - 0,050 mg/kg lichaamsgewicht per dag ofwel 1,4 mg/m* lichaamsoppervlak per dag aanbevolen.

Groeistoornissen bij chronische nierinsufficiëntie: een dosering van 1,4 mg/m2 lichaamsoppervlak per dag (ongeveer 0,045 - 0,050 mg/kg lichaamsgewicht per dag) wordt aanbevolen. Hogere doseringen kunnen noodzakelijk zijn wanneer de groeisnelheid te laag is. Een dosiscorrectie kan noodzakelijk zijn na 6 maanden behandeling.

Groeihormoondeficiëntie bij volwassenen: de aanbevolen startdosering is 0,006 mg/kg per dag. De dosering moet geleidelijk aan worden verhoogd naar gelang de behoefte van de individuele patiënt tot een maximum van 0,012 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Bijwerkingen evenals bepaling van de serum Insuline-achtige Groei Factor-1 (IGF-1) concentratie moeten gebruikt worden als een richtlijn voor dosistitratie. De minimaal effectieve dosis dient te worden gebruikt en de benodigde dosis kan afnemen met een toenemende leeftijd.


--------------------------------------------------------------------------------

mg/kg mg/m*
lichaams- lichaams-
gewicht oppervlakte
dosis per dag dosis per dag

groeihormoondeficiëntie
bij kinderen 0,025 - 0,035 0,7 - 1,0

Prader-Willi-syndroom
bij kinderen 0,035 1,0

Turner-syndroom 0,050 1,4

chronische
nierinsufficiëntie 0,045 - 0,050 1,4

groeihormoondeficiëntie
bij volwassenen 0,006 - 0,0 -


--------------------------------------------------------------------------------

4.3 Contra-indicaties
Genotropin dient niet te worden toegepast wanneer er aanwijzingen zijn die duiden op tumoractiviteit en anti-tumor therapie moet beëindigd zijn voordat de behandeling wordt gestart.
Genotropin mag niet worden toegepast ter bevordering van de groei bij patiënten met gesloten epifysairschijven.

Patiënten met acute levensbedreigende aandoeningen die complicaties ondervinden na open-hart operaties, buikoperaties, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval, acute ademhalingsinsufficiëntie of vergelijkbare aandoeningen dienen niet met Genotropin te worden behandeld. (Zie 4.4 "Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik" voor patiënten die substitutietherapie ondergaan.)

4.4 Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik
Het stellen van de diagnose en de behandeling met Genotropin dient uitsluitend te worden gestart en gecontroleerd door artsen met expertise en ervaring op het gebied van de diagnostiek en behandeling van patiënten met groeihormoondeficiëntie.
Myositis is een erg zeldzame bijwerking die in verband kan staan met het conserveermiddel m-cresol. In geval van myalgie of overmatige pijn op de injectieplaats, dient aan myositis te worden gedacht en als dit wordt bevestigd, dient een Genotropin presentatievorm zonder m-cresol te worden gebruikt.

Somatropine kan insulineresistentie induceren en bij sommige patiënten hyperglykemie. Daarom dienen patiënten te worden geobserveerd op aanwijzigingen voor glucose-intolerantie. In zeldzame gevallen kan aan de diagnostische criteria voor diabetes mellitus type II worden voldaan als gevolg van de behandeling met somatropine. Risicofactoren zoals obesitas (waaronder obese patiënten met PWS), familiegeschiedenis, behandeling met steroïden of een reeds bestaande verstoorde glucosetolerantie, waren aanwezig in de meeste gevallen waarbij dit is opgetreden. Bij patiënten met een reeds manifeste diabetes mellitus kan het noodzakelijk zijn de anti-diabetische therapie aan te passen, wanneer behandeling met somatropine wordt ingesteld.

Tijdens de behandeling met somatropine is een verhoogde T4 naar T3 conversie gevonden. Deze kan resulteren in een verlaging van serum T4 en een toename van serum T3 concentraties. In het algemeen bleven de perifere schildklierhormoonspiegels binnen het referentiegebied voor gezonde mensen. Het effect van somatropine op de schildklierhormoonspiegels kan klinisch relevant zijn bij patiënten met centrale subklinische hypothyreoïdie waarbij zich in theorie hypothyreoïdie kan ontwikkelen. Daarentegen kan bij patiënten die een substitutietherapie met thyroxine krijgen een matige hyperthyreoïdie optreden. Het is daarom vooral aan te raden de schildklierfunctie te onderzoeken na starten van de behandeling met somatropine en na doseringsaanpassingen.

Bij groeihormoondeficiëntie secundair aan de behandeling van maligne aandoeningen dient men te letten op tekenen van hernieuwde activiteit van de ziekte.

Bij patiënten met endocriene stoornissen, waaronder groeihormoondeficiëntie, kan epifysiolyse van de femurkop frequenter voorkomen dan bij de normale populatie. Kinderen die mank gaan lopen tijdens de behandeling met somatropine, dienen hierop onderzocht te worden.

In geval van ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusstoornissen, misselijkheid en/of braken wordt een fundoscopie aanbevolen om mogelijk papiloedeem te diagnostiseren. Indien papiloedeem wordt bevestigd dient men bedacht te zijn op benigne intracraniale hypertensie en indien nodig dient de behandeling met groeihormoon te worden gestopt.

Tot op heden zijn er onvoldoende gegevens om een specifiek advies te kunnen geven over de voortzetting van de behandeling met groeihormoon bij patiënten die genezen zijn van intracraniale hypertensie. Klinische ervaring heeft echter aangetoond dat opnieuw instellen van de behandeling vaak mogelijk is zonder dat de intracraniale hypertensie terugkeert. Indien opnieuw een behandeling met groeihormoon wordt gestart, dient de patiënt zorgvuldig gevolgd te worden op symptomen van intracraniale hypertensie.

Bij patiënten met Prader-Willi-syndroom dient de behandeling altijd te worden gecombineerd met een caloriebeperkt dieet.

Scoliose komt vaak voor bij patiënten met PWS. In elk kind kan zich tijdens snelle groei scoliose ontwikkelen. Tijdens de behandeling dienen tekenen van scoliose te worden gevolgd. Er is echter niet aangetoond dat groeihormoonbehandeling de incidentie of de ernst van scoliose vergroot.

Ervaring met patiënten ouder dan 60 jaar is beperkt.

Ervaring met langdurige behandeling bij volwassenen en bij patiënten met PWS is beperkt.

Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie moet de nierfunctie minder dan 50% zijn voordat de behandeling wordt ingesteld. Om de groeistoornis te kunnen verifiëren moet de lengtegroei gedurende een jaar voor het instellen van de therapie, zijn gevolgd. Gedurende deze periode, dient een conservatieve behandeling van nierinsufficiëntie (inclusief controle van acidosis, hyperparathyroïdisme en voedingsstatus) te zijn ingesteld en dient te worden voortgezet tijdens de behandeling.

De behandeling moet worden gestopt bij niertransplantatie.

Tot op heden zijn er geen gegevens beschikbaar over de eindlengte bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie die worden behandeld met Genotropin.

De effecten van Genotropin op het herstel van ernstig zieke volwassen patiënten die complicaties ondervonden na open-hart operaties, buikoperaties, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie, zijn bestudeerd in twee placebo gecontroleerde onderzoeken met daarin 522 ernstig zieke volwassen patiënten. Bij patiënten die werden behandeld met dagelijks 5,3 of 8 mg Genotropin was de mortaliteit in vergelijking hoger dan bij patiënten die placebo kregen, namelijk 42% tegen 19%. Gebaseerd op deze informatie dienen deze typen patiënten niet met Genotropin te worden behandeld.

Aangezien er geen informatie beschikbaar is over de veiligheid van groeihormoonsubstitutietherapie bij acuut ernstig zieke patiënten die reeds groeihormoon gebruiken, dienen de voordelen van het voortzetten van de behandeling in deze situatie te worden afgewogen tegen de mogelijke risico's die ermee samenhangen.

Bij alle patiënten die andere of vergelijkbare acute levensbedreigende aandoeningen ontwikkelen, dient het mogelijke voordeel van behandeling met Genotropin te worden afgewogen tegen het mogelijke risico dat ermee samenhangt.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Gegevens uit een interactie onderzoek uitgevoerd bij GH-deficiënte volwassenen, suggereren dat het toedienen van somatropine de klaring van stoffen waarvan bekend is dat ze worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 isoenzymen kan verhogen. Met name de klaring van stoffen die worden gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (zoals geslachtshormonen, corticosteroïden, anti-epileptica en cyclosporine) kan verhoogd zijn, wat resulteert in lagere plasmaspiegels van deze stoffen. De klinische significantie hiervan is onbekend.
Zie ook paragraaf 4.4 voor verklaringen over diabetes mellitus en stoornissen van de schildklierfunctie.

4.6 Gebruik bij zwangerschap en het geven van borstvoeding
Er is geen klinische ervaring omtrent het gebruik van Genotropin tijdens de zwangerschap. Over de effecten in dierproeven bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid te kunnen beoordelen. De behandeling met Genotropin dient onderbroken te worden wanneer er een zwangerschap optreedt.
Tijdens een normale zwangerschap dalen de hypofysaire groeihormoonspiegels aanmerkelijk na de twintigste zwangerschapsweek en worden bij 30 weken zwangerschap bijna volledig vervangen door groeihormoon uit de placenta. Gezien dit gegeven is het onwaarschijnlijk dat voortzetting van de vervangingstherapie met somatropine nodig zou zijn bij groeihormoondeficiënte vrouwen in het derde trimester van de zwangerschap.

Het is niet bekend of somatropine wordt uitgescheiden in de borstvoeding, maar absorptie van intact proteïne vanuit het maagdarmkanaal van het kind is hoogst onwaarschijnlijk.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken
De rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken worden niet beïnvloed door somatropine.
4.8 Bijwerkingen
Patiënten met groeihormoondeficiëntie worden gekarakteriseerd door een tekort aan extracellulair volume. Wanneer de behandeling met somatropine wordt gestart, wordt dit tekort snel gecorrigeerd. In volwassen patiënten komen bijwerkingen gerelateerd aan vochtretentie, zoals perifeer oedeem, stijfheid in de extremiteiten, artralgie, myalgie en paresthesie, regelmatig voor (>1/100 en <4/10). In het algemeen zijn deze bijwerkingen matig tot gemiddeld ernstig, ontstaan ze binnen de eerste maanden van behandeling en nemen spontaan, of door vermindering van de dosering, af.
Het voorkomen van deze bijwerkingen is gerelateerd aan de toegediende dosering, de leeftijd van de patiënten en mogelijk omgekeerd evenredig aan de leeftijd van de patiënt op het moment dat de groeihormoondeficiëntie begint. Bij kinderen komen dergelijke bijwerkingen niet vaak voor (≥1/1000 en <1/100).

Bij kinderen komen voorbijgaande lokale huidreacties op de plaats van injectie regelmatig voor (≥1/100 en <1/10).

Zeldzame gevallen (<1/1000 en ≥1/10.000) van diabetes mellitus type II zijn gemeld.

Zeldzame gevallen (<1/1000 en ≥1/10.000) van goedaardige intracraniale hypertensie zijn gemeld.

Carpaal tunnelsyndroom komt niet vaak voor bij volwassenen (<1/100 en ≥1/1.000).

Somatropine heeft bij ongeveer 1% van de patiënten geleid tot vorming van antilichamen. De bindingscapaciteit van deze antilichamen was echter bijzonder laag en er zijn geen klinische veranderingen met hun vorming in verband gebracht.

Van somatropine is gemeld dat het de serumcortisolspiegels verlaagt, mogelijk door een effect op dragereiwitten of door een toegenomen hepatische klaring. De klinische relevantie van deze bevindingen kan beperkt zijn. Desondanks dient de corticosteroïd-substitutietherapie te zijn geoptimaliseerd voordat de behandeling met Genotropin wordt gestart.

Erg zeldzame gevallen (<1/10.000) van leukemie bij groeihormoondeficiënte kinderen die worden behandeld met somatropine zijn gemeld, maar de incidentie blijkt gelijk te zijn aan die bij kinderen zonder groeihormoondeficiëntie.

4.9 Overdosering
Er zijn geen gevallen van overdosering of intoxicatie bekend.
Acute overdosering zou in eerste instantie kunnen leiden tot hypoglykemie overgaand in hyperglykemie. Chronische overdosering zou aanleiding kunnen zijn tot symptomen zoals bekend bij overmatige groeihormoonproductie.

5 Farmacologische eigenschappen
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
ATC code: H01A C01
Somatropine is een potent metabool hormoon dat van belang is voor het metabolisme van lipiden, koolhydraten en eiwitten. Bij kinderen met onvoldoende endogeen groeihormoon stimuleert somatropine de lineaire groei en vergroot het de groeisnelheid. Bij volwassenen, zowel als kinderen, handhaaft somatropine een normale lichaamscompositie door toegenomen stikstofretentie en stimulering van de groei van skeletspieren, en door mobilisatie van lichaamsvet. Inwendig vetweefsel reageert bijzonder gevoelig op somatropine. Naast verhoogde lipolyse vermindert somatropine de opname van triglyceriden in de vetmassa van het lichaam. Serumconcentraties van IGF-I (Insuline-achtige Groei Factor-I) en IGFBP3 (Insuline-achtige Groei Factor Bindend Eiwit 3) nemen toe door somatropine. Bovendien zijn de volgende werkingen aangetoond:

- Vetmetabolisme: somatropine induceert LDL-cholesterolreceptoren in de lever en heeft een effect op het profiel van serumlipiden en lipoproteïnen. In het algemeen resulteert de toediening van somatropine aan groeihormoondeficiënte patiënten in een afname van serum LDL en apolipoproteïne B. Een afname in het totale serumcholesterol kan ook worden waargenomen.

- Koolhydraatmetabolisme: somatropine verhoogt de insulinespiegel maar het nuchtere bloedglucose is vaak onveranderd. Kinderen met hypopituïtarisme kunnen in nuchtere toestand hypoglykemie ondervinden. Deze toestand wordt gekeerd door somatropine.

- Water- en electrolytenmetabolisme: groeihormoondeficiëntie wordt geassociëerd met afgenomen plasma en extracellulaire volumes. Beiden nemen snel toe na behandeling met somatropine. Somatropine induceert de retentie van natrium, kalium en fosfor.

- Botmetabolisme: somatropine stimuleert de omzetting van botten van het skelet. Langdurige toediening van somatropine aan groeihormoondeficiënte patiënten met osteopenie resulteert in een toegenomen mineraalgehalte van het bot en dichtheid op gewichtdragende plaatsen.

- Fysieke capaciteit: spiersterkte en fysieke oefeningcapaciteit zijn verbeterd na langdurige behandeling met somatropine. Somatropine vergroot ook het hartminuutvolume, maar het mechanisme moet nog worden opgehelderd. Een afname in perifere vasculaire weerstand kan bijdragen aan dit effect.

- Genotropin verbetert de energie, vitaliteit, geheugenfuncties en het subjectieve welbevinden.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Zowel bij gezonde vrijwilligers als bij groeihormoondeficiënte patiënten is de biologische beschikbaarheid van subcutaan toegediend Genotropin ongeveer 80%. Een subcutane dosering van 0,035 mg/kg Genotropin resulteert in plasma Cmax en tmax waarden variërend van respectievelijk 13-35 ng/ml en 3-6 uur.

Eliminatie

De gemiddelde terminale halfwaardetijd van Genotropin na intraveneuze toediening bij groeihormoondeficiënte volwassenen is ongeveer 0,4 uur. Na subcutane toediening worden echter halfwaardetijden van 2-3 uur bereikt. Het waargenomen verschil is waarschijnlijk te wijten aan langzame absorptie vanuit de injectieplaats na subcutane toediening.

Subgroepen

De absolute biologische beschikbaarheid van Genotropin na subcutane toediening lijkt gelijk te zijn bij mannen en vrouwen.

Informatie over de farmacokinetiek van Genotropin bij ouderen en kinderen, bij verschillende rassen en bij patiënten met nier-, lever- of hartinsufficiëntie ontbreekt of is onvolledig.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bij onderzoek inzake algemene toxiciteit, lokale tolerantie en reproductietoxiciteit zijn geen klinisch relevante effecten waargenomen. In vitro en in vivo genotoxiciteitsstudies naar genmutaties en inductie van chromosoomafwijkingen waren negatief.
Een toegenomen chromosomale kwetsbaarheid is waargenomen bij één in vitro studie op lymfocyten afgenomen bij patiënten na langdurige behandeling met somatropine en na toevoeging van het radiomimetische geneesmiddel bleomycine. De klinische significantie van deze bevinding is onduidelijk.

In een ander onderzoek werd geen toename in chromosomale afwijkingen gevonden in de lymfocyten van patiënten die een langdurige behandeling met somatropine ondergaan hadden.

6 Farmaceutische gegevens
6.1 Lijst van hulpstoffen

--------------------------------------------------------------------------------

Presentatievorm
(zie paragraaf 2 Hulpstoffen
Kwalitatieve en
kwantitatieve
samenstelling)

Poeder Oplosmiddel
(voorste kamer) (achterste kamer)

1-10 glycine (Ph.Eur.).
1-10 watervrij natriumdiwaterstoffosfaat
(Ph.Eur.)
1-10 watervrij dinatriumfosfaat (Ph.Eur.)
1-10 water voor injecties (Ph.Eur.)
6-10 m-cresol
6-10 mannitol (Ph.Eur.) mannitol (Ph.Eur.)


--------------------------------------------------------------------------------

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Het Genotropin poeder dient alleen in het bijgeleverde oplosmiddel gereconstitueerd te worden.
6.3 Houdbaarheid
Het product moet worden opgeslagen en vervoerd bij 2-8°C tijdens de distributie, en mag door de eindgebruiker, voordat reconstitutie plaatsvindt, worden opgeslagen bij of onder 25°C. Het product dient niet te worden bevroren en moet worden beschermd tegen de invloed van licht.
--------------------------------------------------------------------------------

Presentatievorm
(zie paragraaf 2 Houdbaarheid (voor reconstitutie)
Kwalitatieve en
kwantitatieve
samenstelling)

1-10 24 maanden;
ofwel 24 maanden bij 2-8°C
of
23 maanden bij 2-8°C en tot 1 maand
bij of beneden 25°C

Presentatievorm
(zie paragraaf 2 Houdbaarheid (na reconstitutie)
Kwalitatieve en
kwantitatieve
samenstelling)

1-5 De oplossing moet direct of binnen
24 uur worden gebruikt.
6-9 4 weken bij 2-8°C,
beschermd tegen invloed van licht
10 3 weken bij 2-8°C,
beschermd tegen invloed van licht


--------------------------------------------------------------------------------

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij opslag
Bewaren bij 2-8°C. Bewaar de houder vóór reconstitutie in de buitenverpakking; bescherm na reconstitutie tegen licht. Niet bevriezen.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking

--------------------------------------------------------------------------------

Presentatievorm
(zie paragraaf 2 Houder
Kwalitatieve en
kwantitatieve
samenstelling)

1-10 Glazen tweekamer ampul met rubber zuigers
en een aluminium dop met een rubberen schijf.

Presentatievorm
(zie paragraaf 2 Verpakkingsgrootte
Kwalitatieve en
kwantitatieve
samenstelling)

1-3 10x 0,7 mg, 10x 1,0 mg, 10x 1,3 mg
4 1x 1,3 mg, 5x 1,3 mg
5 1x 1,3 mg
6 1x 5,0 mg, 5x 5,0 mg
7 1x 5,0 mg, 5x 5,0 mg
8 1x 5,3 mg
9 1x 5,3 mg, 5x 5,3 mg
10 1x 12 mg, 5x 12 mg


--------------------------------------------------------------------------------

6.6 Gebruiksaanwijzing/verwerkingsinstructie
Tweekamer ampul:
De oplossing wordt bereid door de menghouder of het injectiesysteem in elkaar te draaien waardoor het oplosmiddel in de tweekamer ampul met het poeder wordt gemengd. Los het poeder voorzichtig op door de ampul langzaam te bewegen. Niet schudden; dit kan denaturatie van het werkzame bestanddeel veroorzaken.

Wanneer een injectiesysteem wordt gebruikt dient de injectienaald voor het oplossen op het injectiesysteem te worden aangebracht.

Bij volwassenen kunnen Genotropin ampullen met 5 mg, 5,3 mg en 12 mg voor gebruik in een injectiesysteem of in een menghouder, alsook Genotropin 5 mg en 5,3 mg KabiVial eveneens worden toegediend zonder gebruik van een naald met behulp van ZIPTIP, een jet injectiesysteem. De wijze van gebruik van dit injectiesysteem staat beschreven in de bijsluiter van de ZIPTIP verpakking. Het injectiesysteem kan worden verkregen via Pharmacia.

7 Naam en permanent adres of officiële vestigingsplaats van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen
8 RVG-nummer
Genotropin 0,7 mg KabiQuick: RVG 14454
Genotropin 1,0 mg KabiQuick: RVG 14455
Genotropin 1,3 mg KabiQuick: RVG 14456
Genotropin 1,3 mg: RVG 17304
Genotropin 5,0 mg: RVG 25480
Genotropin 5,3 mg: RVG 13746
Genotropin 12 mg: RVG 15790
Genotropin 1,3 mg KabiVial: RVG 14434
Genotropin 5,0 mg KabiVial: RVG 25481
Genotropin 5,3 mg KabiVial: RVG 14433
9 Datum van eerste vergunning / hernieuwing van de vergunning
10 Datum van goedkeuring / herziening van de samenvatting


--------------------------------------------------------------------------------

Ed. MdM, 27 okt. 2002

© 2006 Pharma Publishers
 
daar begin ik over 3 weken mee:D
 
dat moet ik morgen eens op mijn gemak bekijken

klaas eerst het ene testen en dan het volgende he...:D
 
dat moet ik morgen eens op mijn gemak bekijken

klaas eerst het ene testen en dan het volgende he...:D

jha wil een aantal humangrade hgh brands uitproberen...nu serostim en over 3 weken genotropin en dan na een tijdje over op norditropin simplexx..
 
ben benieuwd of je verschil merkt;maar dat horen we hier wel.
 
Back
Naar boven