Meetmethoden
Alle meetmethoden gaan er vanuit dat vetcellen, botweefsel, spierweefsel, etc een ander soortelijk gewicht hebben.
De makkelijkste manieren die gebruikt om de verdeling van vetmassa en vetvrije massa te bepalen zijn de BMI en verhouding tussen heup- en middelomtrek.
Deze methoden zijn niet nauwkeurig en niet geschikt voor een sporter. De materialen die hiervoor nodig zijn, zijn een meetlint en normale personenweegschaal.
___
BMI (Body Mass Index)
Ook wel Quetelet Index genoemd.
Een BMI-score van 30 is de bovengrens, vastgesteld door de gezondheidsraad. Hierboven spreekt men van Obesitas.
BMI = Lichaamsgewicht(kg)/ Lichaamslengte(m)*
Bijvoobeeld:
75kg
1,75 m
75kg / 1.75*1.75(=3,06)= 24.05
___
Heup- en middelomtrek
De heup- en middelomtrek is de omtrek op navelhoogte en de grootste omtrek rond de heup.
omtrek van middel in cm
-------------------------------- =
omtrek van de heupen in cm
man
0-1 = gezond
> 1 = ongezond
Vrouw
0-0,8 = gezond
> 0,8 = ongezond
___
De meest gebruikte methodes in sportscholen zijn de huidplooimeting en de bepaling met behulp van bio-impedantie.
Een bio-impedantie meter is een weegschaal die met behulp van een elektrisch signaal de weerstand meet en aan de hand hiervan het vetpercentage schat.
Een meting vanuit alleen de voeten of de handen is minder nauwkeurig dan een meting vanuit voeten en handen.
De huidplooimeting is 1 van de beste en betrouwbaarste methoden voor een sportschool. De instructeur bepaald het aantal plaatsen om de dikte van de huid en de onderhuidse vetlaag te meten. De druk en het vastpakken van de huidplooien is niet prettig voor de proefpersoon.
___
Huidplooimeting
De meest gebruikte huidplooimeting:
-De bicepshuidplooi (voorkant, midden bovenarm)
-De tricepshuidplooi (achterkant midden bovenarm)
-De subscapilaire huidplooi (onder de punt van het schouderblad)
-De supra-iliacale huidplooi (vlak boven de bovenrand van het heupbeen)
De metingen worden bij elkaar opgeteld en in een tabel,lettend op leeftijd en geslacht, is de waarde af te lezen.
De huid moet droog zijn tijdens een meting en dus voor de training plaats vinden.
___
In het rijtje van betaalbare apparatuur hoort ook nog de bepaling op basis van infra-rood licht. Het onderhuids vetpercentage wordt geschat door de weerkaatsing en absorptie van de lichtbundel.
Naast deze gangbare methoden zijn er nog methoden die alleen voor wetenschappelijk of medisch onderzoek gebruikt worden. Voorbeelden hiervan zijn onderwaterweging of BodPod, DEXA, MRI, TOBEC en CT.
Bij BodPod en onderwaterweging wordt de lichaamsdichtheid bepaald door de gewichtsbepaling en het volume van het lichaam. De lucht in de longen moet hierbij geschat worden.
Bij DEXA (Dual Energy X-ray Absorptiometry) wordt uitgegaan van de weerstand van bepaalde soorten weefsel tegen röntgenstraling. Deze methode wordt vooral gebruikt om de positieve effecten van krachttraining op het botweefsel vast te stellen.
DEXA en de andere genoemde methoden worden gebruikt om de spiermassa en de massa van organen. Alle gegevens bij elkaar genomen leveren dan ook de vetmassa op.
Wetenschappelijke vergelijking van de meetmethoden
Door te weten welke methode betrouwbaar is, kan de sporter beter voorgelicht worden over de resultaten van de meting.
Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar de betrouwbaarheid van diverse metingen. Hierbij is duidelijk geworden dat de standaard meetfout voor een Infra-rood meting 4-5% is.
Bij een huidplooimeting is dit voor mannen en vrouwen verschillend. Bij mannen is het foutpercentage minder dan 2-3% en bij vrouwen loopt dit op tot 3,6%. Let op: dit is bij een juist uitgevoerde meting!
Bij een Bio-impedantie ligt de marge op 2-3,5%, dit is meestal een overschatting. Dit betekend dat het werkelijke vetpercentage ongeveer 3,5% van het gemeten percentage lager ligt.
Uit diverse onderzoeken is ook gebleken dat bij actieve (top-)sporters een meting van alleen via de voeten nauwkeuriger is dan een meting via handen en voeten. Voor bodybuilders is de Biio-impedantiemethode ongeschikt. De waarde bij deze groep wijkt minimaal 6% af van de echte waarde. Voor deze groep is de huidplooimeting de meest geschikte methode.
Tot slot
In de praktijk zal de Bio-impedantiemethode samen met een huidplooimeting de meest accurate methode zijn. Voor een juiste meting kan overwogen worden een standaard marge van 3% af te trekken van het gemeten vetpercentage.
Het absolute minimum percentage voor (inter)nationale topsporters is 5%. Voor alle overige sporters gelden de volgende grenswaarden:
___
Mannen Vrouwen
Extreem laag <7% <12%
Laag 8-10% 13-16%
Lager dan gemiddeld (norm) 11-13% 19-20%
Gemiddeld (norm) 14-17% 21-25%
Te hoog 18-22% 26-30%
Veel te hoog >23% >31%