Op alle fronten beter
De eindconclusie lijkt mij zonneklaar. Het garantie-inkomen, dus de negatieve inkomstenbelasting, is in allerlei opzichten superieur aan het basisinkomen. Wat betreft het onvoorwaardelijke karakter, zijn ze geheel aan elkaar gelijk, met één uitzondering: het garantie-inkomen krijg je alleen als je inkomen onder een bepaald sociaal minimum zakt. Ander voordeel: dit alternatief maakt het noodzakelijk om eindelijk korte metten te maken met ons huidige belastinglabyrint, met zijn bonte verzameling drempels, heffingen, toeslagen en uitzonderingen. De combinatie van vlaktaks en garantie-inkomen blijkt bovendien tot minder inkomensongelijkheid te leiden, beter dan het huidige quasi-progressieve belastingtarief.
Rutger Bregman en andere aanhangers van het onvoorwaardelijke basisinkomen pretenderen dat hun voorstel een gratis oplossing is voor allerhande maatschappelijke problemen – waarmee het op een echte religie lijkt. We moeten juist de omgekeerde weg bewandelen: inventariseren welke maatschappelijke problemen hoognodig aangepakt moeten worden. Om vervolgens te onderzoeken welke van de twee alternatieven dan het beste scoort. Naast de toenemende inkomens- en vermogensongelijkheid is een schrijnend probleem dat veel jonge mensen geen huis kunnen kopen of een gezin durven te stichten, omdat ze over te weinig financiele of juridische basiszekerheden beschikken. En hebben vooral laagopgeleiden onvoldoende gelegenheid om voor een nieuwe beroep te leren als hun oude overbodig wordt.
Om al dit soort problemen serieus aan te pakken – zonder de bruto-loonkosten te verhogen – heb je een vorm van garantie-inkomen nodig. Het onvoorwaardelijk basisinkomen is een duur, omslachtig en onrechtvaardig alternatief.