Brotoscience
Competitive Bodybuilder
- Lid geworden
- 4 jul 2013
- Berichten
- 2.753
- Waardering
- 114
- Lengte
- 1m74
- Massa
- 80kg
- Vetpercentage
- 12%
Omdat vorige thread gesloten werd, heb ik een nieuwe geopend in de hoop dat we allen iets kunnen bijleren.
Mijn claim was dat conv split "beter" is dan ub/lb split omdat meeste pro bbers op conv split zitten en dat zijn dan de experts. Als ub/lb beter zou zijn, dan hadden pro bbers het nu allemaal ten harte genomen. Ook met aas zou pro bbers een competitief vrdeel hebben op ub/lb moest dat beter zijn (tenzij je gelooft dat ze met aas of dr hun genen op zowat alle soorten stimuli kunnen groeien...)
Ik vermoed dat ze conv split verkiezen omdat ze beter kunnen focussen op de spiergroep, intensiever daarop kunnen trainen en de spier afmaken. In ub lb is dat niet mogelijk. Meestal is dat daar paar setjes bench, dan paar setjes rug, ean een mil press, een dip en een curl. Geen van die oefeningen gaan een bep spiergroep "compleet" trainen.
Derksen Ik heb de eerste artikel gelezen, en kmoet zeggen dat artikel 1 van matthew et al toch wel verschrikkelijk was. Twas een meta analyse van 100 studies en toch ist maar 4 paginas lang. En de resultaten zijn toch behoorlijk simplistisch. Untrained (mensen die minder dan een jaar trainen) moeten op hun 60% rm trainen 3x in de week per spiergroep voor maximale strength gains (hoe strength is gedefinieerd werd niet gexpliciteerd). trained individuals (mensen die maar dan een jaar trainen doen best op 80% 2x in de week 4 sets). Maw, zowat alle pro bodybuilders trainen "verkeerd".
Of een noob van 1 jaar moet op eenzelfde manier trainen als iemand van 10 jaar en op alles 4 sets.
Enigste afh variabele is strength. Afh variabele is hier niet hypertrofie en dus een irrelevant onderzoek om te bepalen welk soort split beter is.
Grootste struikelblok van deze studie is natuurlijk de individuele verschillen. Tig studies op een hoop gooien kom je tot gemiddelde resultaten, maar er is nood aan de verschillende effecten van dispositionele kenmerken. Ze hebbenenkel gekeken naar geslacht en leeftijd maar er zijn natuurlijke vele andere dispositionele kenmerken (low vs fast responders vb).
Pas helemaal opt einde van de artikel vermelden ze een punt dat niet aan bod kwam doorheen de tekst, nl variatie via perodizatie (ene week 60%, andere week 70%, dan 80%)
Hoe variatie werd te rijmen met hun eigen bevinding is voor de lezer te gissen.
Nu artikel 2 gaan lezen.
Mijn claim was dat conv split "beter" is dan ub/lb split omdat meeste pro bbers op conv split zitten en dat zijn dan de experts. Als ub/lb beter zou zijn, dan hadden pro bbers het nu allemaal ten harte genomen. Ook met aas zou pro bbers een competitief vrdeel hebben op ub/lb moest dat beter zijn (tenzij je gelooft dat ze met aas of dr hun genen op zowat alle soorten stimuli kunnen groeien...)
Ik vermoed dat ze conv split verkiezen omdat ze beter kunnen focussen op de spiergroep, intensiever daarop kunnen trainen en de spier afmaken. In ub lb is dat niet mogelijk. Meestal is dat daar paar setjes bench, dan paar setjes rug, ean een mil press, een dip en een curl. Geen van die oefeningen gaan een bep spiergroep "compleet" trainen.
Derksen Ik heb de eerste artikel gelezen, en kmoet zeggen dat artikel 1 van matthew et al toch wel verschrikkelijk was. Twas een meta analyse van 100 studies en toch ist maar 4 paginas lang. En de resultaten zijn toch behoorlijk simplistisch. Untrained (mensen die minder dan een jaar trainen) moeten op hun 60% rm trainen 3x in de week per spiergroep voor maximale strength gains (hoe strength is gedefinieerd werd niet gexpliciteerd). trained individuals (mensen die maar dan een jaar trainen doen best op 80% 2x in de week 4 sets). Maw, zowat alle pro bodybuilders trainen "verkeerd".
Of een noob van 1 jaar moet op eenzelfde manier trainen als iemand van 10 jaar en op alles 4 sets.
Enigste afh variabele is strength. Afh variabele is hier niet hypertrofie en dus een irrelevant onderzoek om te bepalen welk soort split beter is.
Grootste struikelblok van deze studie is natuurlijk de individuele verschillen. Tig studies op een hoop gooien kom je tot gemiddelde resultaten, maar er is nood aan de verschillende effecten van dispositionele kenmerken. Ze hebbenenkel gekeken naar geslacht en leeftijd maar er zijn natuurlijke vele andere dispositionele kenmerken (low vs fast responders vb).
Pas helemaal opt einde van de artikel vermelden ze een punt dat niet aan bod kwam doorheen de tekst, nl variatie via perodizatie (ene week 60%, andere week 70%, dan 80%)
Hoe variatie werd te rijmen met hun eigen bevinding is voor de lezer te gissen.
Nu artikel 2 gaan lezen.